Cultuur & boeken

Mythologie voor stoere jongens

Het is nogal een verschil: mythologische verhalen navertellen, hooguit voorzien van een enkele moderne kwinkslag. Of de Odyssee veranderen in een jongensachtig stoer en eigentijds gedicht met voor kinderen moeilijk te herkennen knipogen naar het mythologische origineel.

Mariëlle Oussoren-Buys
18 August 2010 09:17Gewijzigd op 14 November 2020 11:30
Foto Fotolia
Foto Fotolia

In ”Vliegen tot de hemel” doet Michael De Cock het eerste, in ”Dissus” kiest Simon van der Geest voor de tweede aanpak. De overeenkomst: het gaat hier om twee boeken voor voornamelijk jongens vanaf een jaar of tien, die gestoeld zijn op verhalen uit de mythologie.

”Vliegen tot de hemel” vertelt de verhalen over Daedalus en Icarus en over Theseus die de Minotaurus verslaat op kinderniveau. De auteur gebruikt eenvoudige taal als „Maar Icarus zei niks. Hij kon geen woord uitbrengen, zo onder de indruk was hij.” De illustraties van Gerda Dendooven, consequent in blauw, rood en zwart, zijn in een quasi-Griekse stijl getekend. Op de bijgevoegde cd staat een eenvoudige hoorspelvariatie van het verhaal.

Zonder veel af te doen van de oorspronkelijke tekst zet de ervaren verteller De Cock zowel Icarus’ als Theseus’ verhaal neer. Het gaat in het boek vooral om de relatie die Icarus en Thesaus hebben met hun respectievelijke vaders. Daardoor is het erg geschikt als cadeau van een vader voor zijn zoon. „Het is aan vaders om de weg te wijzen, aan zonen om de weg te zoeken” luidt het opschrift bij het verhaal over Daedalus en Icarus. En bij het deel over Theseus: „Vaders verbieden, zonen doen hun zin.”

Dat ”Vliegen tot de hemel” een modern tintje heeft, blijkt bijvoorbeeld uit Icarus’ twijfel aan het wonderlijke verhaal over koning Picus dat hij van Ariadne hoort. Bij ”Dissus” is het héle verhaal eigentijds: hoofdpersoon Dissus en zijn vrienden (Odysseus en zijn makkers, natuurlijk) zijn hedendaagse kinderen. De rare belevenissen die ze meemaken, zullen veel kinderen niet linken aan de Odyssee – of dat erg is, daar kun je over twisten. Dissus loodst zijn negen vrienden langs boer Eenoog en zijn schapen, langs Kirke en langs de gele kraanmachine Skylla 2000. Met kauwgom in z’n oren –nee, geen bijenwas– en vastgebonden aan de bagagedrager van vriend Job –nee, niet aan de mast van het schip– weerstaat hij de sirenen.

”Dissus” is geschreven in heel kunstige en tegelijk doeltreffende rijm met een stevig tempo, vol spreektaalachtige zinnen als „We lagen in het gras/ fietsen kriskras/ uit te hijgen”, en „Maar in haar ogen zie ik al:/ glashard ongelogen.” Het boek laat zien dat poëzie geschikt voor kerels kan zijn zonder aan kwaliteit in te leveren. Op enkele plekken is het taalgebruik door die jongensachtige branie op het randje.

Qua literair niveau heeft ”Dissus” meer te bieden dan ”Vliegen tot de hemel”. Maar wie zoonlief naast een goed verhaal vooral wat kennis van de Griekse mythologie wil bijbrengen, heeft meer aan het laatste boek.


Een hand geef je opa
„Tot ziens” is zo stijf
Omhelzen is klef, en armengeknoei
Wat blijft er dan over?
weet ik het
doei

Uit: ”Dissus”, Simon van der Geest; uitg. Querido, Amsterdam 2010; ISBN 978 90 451 1082 0; 119 blz.; € 13,95.


Ik kan best goed vliegen, dacht hij (Icarus, MO). Waarom zou ik alleen maar in het midden mogen vliegen, braaf en gehoorzaam in het spoor van vader? (…) En wat is er aan het leven als je alleen maar mag doen wat je vader je vertelt?

Uit: ”Vliegen tot de hemel”, Michael De Cock; uitg. Davidsfonds/Infodok, Amsterdam 2010; ISBN 978 90 590 8331 8; 108 blz.; € 19,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer