Soap in kauwenland
De kauw: brutaal en intelligent, en trouw tot in de dood. Hoe het kauwengezin ons iets leert over onze eigen levensverwachting.
Gedragsbioloog Martijn Salomons (35) heeft jarenlang, al sinds zijn studententijd, de omvangrijke kauwenkolonie in het Groningse Haren bestudeerd. „Wanneer je begint te kijken, blijf je kijken”, zegt hij. „Het is alsof ik een jarenlange soap heb gevolgd. In zo’n kolonie is enorm veel aan de hand en de gedragingen van de vogels zijn intrigerend. Bazige vrouwtjes blijken hun kauwenman stevig onder de duim te hebben en monogamie is onder kauwenparen de norm. Buitenechtelijke relaties zijn een zeldzaamheid. Fascinerend”, aldus Salomons.
Zijn observaties waren niet alleen grappig en interessant, maar leverden ook een schat aan wetenschappelijke kennis op. Vorig jaar promoveerde Salomons op het kauwenonderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij ontdekte dat er een duidelijk verband is tussen het aantal jongen dat wordt verzorgd en de gezondheid en de overlevingskansen van de jonge kauwtjes. Ook keek hij naar wat de nestgrootte betekent voor de levensverwachting van het ouderpaar.
Door pasgeboren kauwtjes naar een ander nest te verplaatsen, varieerde Salomons de broedselgroottes. De gevolgen hiervan mat hij aan de hand van het verschil in DNA-schade, gemeten naar de lengte van de telomeren. Telomeren zijn lange stukken DNA aan het eind van elk chromosoom.
Hard werken en zogeheten oxidatieve stress beschadigen mogelijk deze telomeren, die daardoor korter worden, aldus Salomons. De lengte van telomeren, maar vooral ook de snelheid waarmee deze korter worden, blijkt een voorspelling te geven over overlevingskansen van een individu. DNA-schade vertelt dus iets over de levensgeschiedenis van individuele kauwen en over hun levensverwachting.
Salomons was de eerste die dit ontdekte bij in het wild levende dieren. De bioloog benadrukt dat zijn promotieonderzoek relevant is voor studies naar het ouder worden en de gezondheid van mensen. „Er wordt veel onderzoek gedaan naar telomeerlengte en de effecten ervan op de levensverwachting. Er zijn aanwijzingen dat ook bij mensen telomeerlengte op hogere leeftijd een voorspellende waarde heeft voor de levensverwachting.
Recent onderzoek van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) heeft bijvoorbeeld al laten zien dat er een verband bestaat tussen de lengte van telomeren en de kans op hartfalen. Mijn bevindingen zijn hiermee in lijn en vormen er een aanvulling op.”
Een ander opvallend resultaat dat Salomons vond, was dat kauwen die meer jongen verzorgen meer inspanning leveren, maar dat ze toch minder succesvol zijn vergeleken met ouderparen met verkleinde broedsels. Jongen in vergrote broedsels groeien minder goed en zijn ook lichter dan hun broertjes en zusjes die opgroeien in verkleinde broedsels. Dat heeft nadelige gevolgen voor hun reproductieve succes in de toekomst.
Tegelijkertijd zijn er aanwijzingen dat zonen en dochters op verschillende manieren omgaan met de verslechterde omstandigheden. Wanneer er meer jongen in het nest zitten en er per jong minder voedsel wordt binnengebracht, ‘kiezen’ zonen voor groei, wat leidt tot minder lange telomeren.
Dochters daarentegen steken juist minder energie in de groei. Hoewel dochters dus kleiner blijven en op het oog meer last lijken te hebben van de verslechterde omstandigheden, is de voorspelling op grond van de effecten op de telomeerlengte dat zonen misschien wel net zo veel last hebben van de manipulatie van de broedselgroottes, maar dat dit zich anders manifesteert.
Tevens blijkt er samenhang te bestaan tussen sociale dominantie en het aantal zonen en dochters in een broedsel. Dominante kauwenparen produceerden tussen 1998 en 2002 meer zonen dan dochters. Paren lager in de rangorde daarentegen produceerden meer dochters.
Dit verband is echter niet constant want in 2004, 2005 en 2007 kregen dominante kauwenparen juist meer dochters. „Een goede verklaring waarom of waardoor de investering in zonen dan wel dochters samenhangt met sociale hiërarchie hebben we nog niet kunnen vinden”, zegt Salomons. Hij ontdekte ook dat hoog in de hiërarchie geplaatste kauwtjes minder succesvol waren in het produceren van nageslacht. „Dit laat zien dat er kosten zijn verbonden aan dominantie. De kosten kunnen in bepaalde gevallen de baten zelfs overtreffen.”
Overlast
De kauw is een van de kleinste kraaiachtigen. Kenmerkend zijn de grijze zijhals en lichtgrijsgroene oogring. Kauwen komen meestal in grote groepen voor en op diverse plaatsen zorgen ze voor overlast. Het voedsel bestaat uit insecten, maar ook zaden, granen, broodkruimels en etensafval lust de kauw graag.