Maat voor bloedsuiker verandert
De bloedsuiker van diabetespatiënten schommelt nogal. Velen meten daarom meerdere malen per dag hun glucosespiegel. Een arts wil echter een gemiddelde weten, over langere tijd. Dat kan, met bepaling van het glycohemoglobine (HbA1c) in het bloed.
Voor mensen met suikerziekte (type 1 en 2) brengt zowel een te hoge als een te lage bloedglucose de nodige risico’s met zich mee.
Is de waarde te hoog (hyper) dan krijgt iemand dorst, is humeurig en zit niet lekker in zijn vel. Zonder behandeling ontstaan er na verloop van tijd complicaties als nierfalen, oogproblemen en wondjes aan de benen die slecht genezen, zegt dr. Henk Russcher, klinisch chemicus in het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam.
Kenmerkend voor een te lage bloedglucose (hypo) zijn zweten, ongecontroleerde spraak en spierzwakte. Iemand kan zelfs buiten bewustzijn raken. Voelt een patiënt dit aankomen, dan kan hij iets zoets nemen, zoals limonade. Is een persoon niet meer aanspreekbaar, dan moet hij een injectie krijgen met glucagon. Dat hormoon maakt opgeslagen glucose vrij uit lever en spieren, zodat de suikerconcentratie in het bloed snel stijgt. Het werkt daarmee tegenovergesteld aan insuline, die ervoor zorgt dat weefsels glucose opnemen. Russcher: „Hypo’s zijn vervelend, maar op de lange termijn minder schadelijk dan hypers.”
Een belangrijk nadeel van de gangbare suikerbepaling thuis, is dat deze een momentopname geeft. „Het maakt nogal uit of iemand voor of na het eten prikt of alleen als hij of zij zich niet lekker voelt. Bovendien is niet elke glucosemeter even betrouwbaar”, weet de klinisch chemicus.
Een betere maat om te bepalen of een diabetespatiënt op een goed gemiddelde zit, is het HbA1c-gehalte. Dat geeft aan hoeveel glucose is gekoppeld aan hemoglobine (Hb), het eiwit in rode bloedcellen dat zuurstof transporteert.
Die koppeling is een natuurlijk proces. Bij gezonde mensen bevat 4 tot 6 procent van de hemoglobine-eiwitten een suikergroep. Bij diabetespatiënten, met een verhoogde bloedsuiker, stijgt dat gehalte in het bloed. Zij hebben daarmee een verhoogde HbA1c-waarde.
De meting is een afspiegeling van het bloedsuikergemiddelde over een periode van drie maanden, de levensduur van een rode bloedcel. „Na drie maanden is deze oud en versleten en wordt hij vervangen. Aanmaak van nieuwe cellen heeft continu plaats in het beenmerg”, aldus Russcher.
Het HbA1c geeft de behandelend arts inzicht in hoe goed iemand zijn diabetes onder controle heeft. Lager dan 7 procent geldt als goed ingesteld. Boven die waarde stijgt het risico op complicaties, zoals oog- en nierschade.
Met een glyco-Hb tussen de 7 een de 7,5 is een arts nog tevreden, maar komt deze boven de 8 dan wordt het gevaarlijk. Iemand die alleen de laatste week voor een controle netjes zijn medicijnen slikt of nauwgezet insuline spuit, valt zo door de mand. „Gooit iemand er een poosje met de pet naar, dan komt hij al snel 1 procent hoger uit.”
Artsen en patiënten zijn al decennialang vertrouwd met de percentages. Sinds april moeten ze echter wennen aan een nieuwe, internationale eenheid: millimol per mol (mmol/mol). Hielden ze eerst rekening met een waarde van 7 procent, nu wordt dat 53 mmol/mol.
Tot het einde van het jaar geven laboratoria het HbA1c in beide eenheden weer; vanaf 1 januari 2011 zullen ze alleen nog de nieuwe waarde rapporteren. Russcher: „Je kunt het vergelijken met de overgang van guldens naar euro’s.”
Een nadeel van de oude eenheid is dat de ijking zich baseerde op slechts één buisje bloed, opgeslagen in een vriezer van een Amerikaans ziekenhuis. „Dat maakt kwetsbaar. Eén buisje waarvan je zegt: dat is de waarheid. Ontdooit de vriezer of valt er een bom op het ziekenhuis, dan heb je geen standaard meer.”
De afgelopen jaren is daarom gewerkt aan een betrouwbaarder ijkmethode. Daarvoor zijn kunstmatig oplossingen gemaakt met een bekende hoeveelheid HbA1c, in een oplopende reeks. „Raak je deze ijklijn om wat voor reden ook kwijt, dan maak je gewoon een nieuwe.”
Europese landen moeten op termijn allemaal de nieuwe waarde gaan hanteren. De hoop op een uniforme internationale standaard is echter al vervlogen, stelt Russcher. Amerika heeft namelijk wel de nieuwe referentiemethode overgenomen, maar de uitkomst rekenen ze vervolgens terug naar de oude, vertrouwde percentages.
www.nieuwediabeteswaarde.nl voor meer informatie en een omrekentabel.
Typen diabetes
Diabetes type 1, een auto-immuunziekte, ontstaat wanneer het lichaam antistoffen maakt tegen de eigen insulineproducerende cellen in de alvleesklier: de bètacellen in de eilandjes van Langerhans. Bij dit type diabetes schommelen de glucosewaarden in het bloed sterk, doordat de patiënten zelf geen insuline meer aanmaken, maar wel zeer gevoelig zijn voor de insuline die ze zichzelf toedienen. Om uitschieters te voorkomen, controleren ze vijf tot zes keer per dag hun bloedsuikerwaarde.
Bij diabetes type 2, een welvaartsziekte, produceert de alvleesklier nog wel insuline, maar niet genoeg voor een goede opname van glucose in de lichaamscellen. Vijfennegentig procent van de nieuwe patiënten heeft diabetes type 2. Steeds vaker wordt de aandoening bij kinderen geconstateerd, door overgewicht, gebrek aan lichaamsbeweging en een ongezonde leefstijl. In principe krijgt iemand eerst medicijnen die de alvleesklier stimuleren om meer insuline te maken. Werkt dat niet, dan moet de patiënt insuline gaan spuiten.