Variaties op het thema Faust
Pieter Steinz (1963), chef boeken van NRC Handelsblad, is al vanaf zijn prille jeugd gefascineerd door de persoon van Faust, de man die zijn ziel aan de duivel verkocht in ruil voor de diensten die de duivel hem aanbood.
In zijn boek over Faust probeert Steinz greep te krijgen op 500 jaar cultuurgeschiedenis. Hij begint zijn reis met een bezoek dat hij als achtjarige aan Kasteel Waardenburg bij Zaltbommel bracht. In dit kasteel logeerde Faust enige tijd, totdat hij volgens de overlevering door de Joost genaamde duivelsfiguur aan zijn haren door het raam naar buiten werd getrokken. Enkele bloedvlekken zouden daaraan herinneren. Aan het slot van het boek bezoekt Steinz Waardenburg opnieuw. Het kasteel is gerestaureerd. In de torenkamer van Faust zijn nog altijd de bloedvlekken aanwezig.
De historische Faust, een rondreizende Duitse wonderdokter en alchemist, leefde vermoedelijk van 1480 tot 1540. In de geschriften van Luther komt hij één keer voor, terwijl Melanchthon in 1563 zijn zogeheten ”Faustmonoloog” schrijft, waarin de schurk Faust ellendig aan zijn einde komt.
Naarmate Steinz meer over Faust leest, wordt hij steeds nieuwsgieriger naar de historische feiten, de mythevorming rondom Faust en de kunstzinnige verwerking van het Faustgegeven in de literatuur en in de muziek van Europa. Bij zijn zoektocht naar de geschiedenis van Faust krijgt Steinz assistentie van de grote Duitse Faustkenner Günther Mahal. Samen met Mahal gaat hij naar Knittlingen, de vermoedelijke geboorteplaats van Faust. Ook in andere stadjes bezoekt Steinz de plekken waar Faust volgens oude documenten ooit verbleef. Daartoe behoort Staufen, waar Faust overleden zou zijn.
Het begin van de lawine aan teksten over Faust ligt bij het volksboek over Faust uit 1587: ”Historia van D. Johann Fausten”. In 1590 wordt in Engeland het toneelstuk ”The Tragicall History of Dr. Faustus” van Christopher Marlowe opgevoerd. Dankzij rondreizende Engelse toneelgezelschappen bereikt het stuk Duitsland, wordt het tot poppenspel omgevormd en inspireert het rond 1760 veel Duitse schrijvers, onder wie Lessing en Goethe.
De aard van het verdrag met de duivel en de uiteindelijke afloop zijn aan ingrijpende veranderingen onderhevig. In Goethes tweedelige tragedie ”Faust” (Faust I verschijnt in 1806, Faust II in 1832) belooft Faust zijn ziel aan de duivel, wanneer deze Mephistopheles ervoor zal zorgen dat Faust op het moment van opperste geluk zal kunnen zeggen: „Verweile doch, Du bist so schön” („Verroer je geen moment, je bent zo mooi”). Faust wordt indirect schuldig aan meervoudige moord. In het tweede deel is Faust opnieuw verantwoordelijk voor de dood van twee mensen. En toch wordt hij door de engelen ten hemel gedragen en heeft de duivel het nakijken.
Steinz besteedt veel aandacht aan Goethes Faust, maar die aandacht staat een panoramische blik niet in de weg. Hij heeft veel kennis verzameld en vermeldt tevens met grote erkentelijkheid de hulp die Robbie Dell’Aira, auteur van het standaardboek over Faust in Nederland, hem heeft geboden. Het resultaat van alle speurwerk is een informatief, onderhoudend geschreven en nuttig boek.
Een goed idee van Steinz was het om zeven Nederlandse deskundigen over hun kijk op de betekenis van Faust aan het woord te laten. Het is jammer dat daarbij geen christen zijn of haar mening kan geven. Verder constateer ik dat Steinz een verkeerd beeld heeft van de betekenis van Goethe tijdens de negentiende eeuw. Het was zeker geen gejubel alom. Al tijdens zijn leven bijvoorbeeld werd Goethe heftig gekritiseerd door jonge intellectuelen als Wolfgang Menzel.
De duivelskunstenaar. De reis van doctor Faust door 500 jaar cultuurgeschiedenis, Pieter Steinz; uitg. Prometheus, i.s.m. NRC Handelsblad, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 446 1388 9; 247 blz.; € 18,90.