Tastend, zoekend, wegstrepend
Titel:
”Twee ambachten”
Auteur: Rutger Kopland/R. H. van den Hoofdakker
Uitgeverij: G. A. van Oorschot, Amsterdam, 2003
ISBN 90 282 0988 3
Pagina’s: 197
Prijs: € 17,50. Dichter of dokter van de ziel? Het is de dichter Rutger Kopland -pseudoniem van de gewezen Groningse hoogleraar psychiatrie R. H. van den Hoofdakker- al zo vaak gevraagd. Poëzie en wetenschap moet je goed uit elkaar houden, schreef hij in ”Het mechaniek van de ontroering” (1995). Poëzie kan troost bieden, maar daarmee is ze nog geen effectieve therapie voor psychiatrische patiënten. In ”Twee ambachten” komt die gespletenheid opnieuw naar voren, maar minder pregnant. Dichter én wetenschapper moeten beschikken over empathie (invoelend vermogen). „Misschien zou het goed zijn als nu Psalmen klonken.”
In de vorige essaybundel van Kopland wordt reeds gewag gemaakt van twee ambachten die hij liefst gescheiden houdt ten bate van zichzelf en van anderen. Een mengsel van die twee acht hij uit den boze. De psychiatrische dichter suggereert dat poëzie heilzaam is, de weg naar het geluk, een genezingsproces. Dat is niet zo, zegt Van den Hoofdakker. En de dichterlijke psychiater is gelijk de zachte heelmeester, die andermans verwarde en duistere gedachten wel aanvoelt, maar pijnlijke verheldering uit de weg gaat. Dat helpt niet.
Het is een misverstand te menen dat het medisch wetenschappelijk handelen en het schrijven van gedichten een soort amalgaam zouden kunnen vormen, waardoor de producten van die beide activiteiten een meerwaarde zouden krijgen. Het tegendeel is volgens Van den Hoofdakker waar. „Het amalgaam levert slechte dichters en slechte dokters. Dat wil allemaal niet zeggen dat er geen verwantschap bestaat tussen wetenschappelijke en dichterlijke bezigheden.”
Die verwantschap is in ”Twee ambachten” -ondanks de titel- overal voelbaar. De manier waarop de wetenschapper naar de wereld kijkt, is gelijk aan die van de dichter. Tastend, zoekend, wegstrepend. Er is bovendien iets veranderd in Koplands kijk op de wereld. Het ”zo is het…niet” heeft plaats gemaakt voor ”zo is het”. Dat heeft alles te maken met de vele sterfgevallen in zijn omgeving: zijn moeder, zijn vrienden, en ook hijzelf liet bijna het leven. „Dood is een vluchtig, hevig moment, waarin wordt beseft: zo is het.”
Bijbel lezen
De dichter mag het geloof der vaderen achter zich hebben gelaten, zijn eerbied voor de woorden en voor het verhaal is er niet minder om. Wie dichter wil worden, schrijft hij, moet beginnen met de Bijbel te lezen, „niet om christelijk te worden, maar om de techniek, het poëtisch raffinement waarmee het bestaan wordt bezongen.”
Zoekend in zijn geheugen komt hij in zijn vroege jeugd bij de Psalmen, Klaagliederen en Prediker terecht. Behalve de Bijbel heeft Gerrit Achterberg hem op het spoor van de poëzie gezet.
God is uit de beleving van de dichter verdwenen, maar zijn ontzag voor het geloof van dierbaren is gebleven. Getuige de slotregels van ”De moeder het water” uit de bundel ”Tot het ons loslaat” (1997). Ze gaan over -zoals Kopland in ”Liter” uitlegde- het verlangen naar een verloren christelijke moeder: „Het was mijn moeder, het lijfje dat daar roer-/ loos stond in ’t gras, alleen haar dunne haren/ bewogen nog een beetje in de wind, als voer/ zij over stille waatren naar een oneindig daar en/ later, haar God. Er is geen God, maar ik bezwoer/ Hem Zijn belofte na te komen, haar te bewaren.”
Het gedicht begint met kijken zonder oogcontact: „Ik ging naar moeder om haar terug te zien./ Ik zag een vreemde vrouw. Haar blik was wijd en leeg, als keek zij naar de verre overzijde/ van een water, niet naar mij. Ik dacht: misschien/ …misschien zou ’t goed zijn als nu Psalmen klonken.”
En verder: „De vorige lente overleed mijn moeder. (…) Ik boog me over haar gezicht en voor mijn ogen zag ik dat ze verdween. Iemand die ik mijn hele leven gekend had was weg, van het ene moment op het andere.”
Over eeuwigheid: „Ik denk dat de ziel een ”gebeurtenis” is, die je alleen te zien krijgt op het moment van sterven.”
Paradox
Kopland definieert poëzie -paradoxaal- als „herinneringen aan het onbekende.” Dat beleefde hij zelf in het werk van de Poolse Nobelprijswinnares Wislawa Szymborska. Ontroering en eenvoud gaan bijna altijd samen.
Het deed me denken aan die ene keer dat ik in gezelschap van een arts-assistent Van den Hoofdakker in Groningen opzocht met vragen over wat er mis is met de biologische klok bij depressieve patiënten. We waren een halfuur te vroeg, maar mochten al vast binnenkomen. Na een tijdje zei de professor: ”Zeg het ’s.” Een lichte teleurstelling beving me. Gelukkig had mijn compaan het onderwerp grondig bestudeerd. Uren later stonden we buiten. Ondertussen hadden we diepgaand met hem en zijn naaste medewerkers gesproken: de professor kon ten slotte ook niet alles weten. Zijn opmerking was achteraf gezien het begin van een gesprek waarin wetenschap en poëzie elkaar raakten.
Het aardigste essay gaat over empathie. Die bereik je door de binnenwereld van een ander te leren kennen via de verbeelding. Wat je treft leg je voor aan de ander, die als je het goed doet reageert met: ”That ’s it”.
Je moet empathie ook tonen, zo lezen we, en het risico lopen ongelijk te krijgen. Maar empathie verwijst eveneens naar een wetenschappelijke instelling. Zo mijmert de schrijver nog even voort, en geeft dan plotseling toe het begrip empathie niet eenvoudig te vinden: „Soms, als ik iets heel erg moeilijk vind om te zeggen en iets me erg aan het hart gaat, maak ik een gedichtje: „De dokter ziet hoe de moeder haar/ zakdoekje in haar handen knelt./ Hij kijkt naar haar handen, naar/ het schort waar de mantel openvalt,/ dan weg naar de briefopener, papieren./ Ze zegt: Ik heb liever dat u het/ vertelt.”” Je voelt: hier ligt een pijnlijke waarheid op de tong van de dokter.
Schilderijen
Prachtig is ook ”Afdaling op klaarlicht dag”, waarin we van dag tot dag de wording kunnen volgen van vijf gedichten naar aanleiding van een vijftal schilderijen van Co Westerik. De schilderijen zeggen me weinig, maar wat Kopland er via zijn gedichten van laat zien, is overtuigend.
Naar mijn idee is ”Twee ambachten” zelfs geslaagder dan ”Het mechaniek van de ontroering”.