Commentaar: Ssst! Niets negatiefs zeggen over de islam...
Een paar maanden geleden hadden journalisten van deze krant een aparte ervaring. Na een vraaggesprek met de bekende wetenschapper David Nash –de aan Oxford docerende Brit weet alles, maar dan ook alles over het begrip godslastering en de wetgeving daarover in diverse landen–, stelde deze geleerde man eigener beweging en schijnbaar terloops de vraag: „Vinden jullie dat ik iets negatiefs heb gezegd over de islam?”
De twee interviewers konden Nash geruststellen: hij had niets negatiefs gezegd over moslims en hun religie. Integendeel. Het was de verslaggevers opgevallen dat de wetenschapper islamkritiek, ook op momenten in het gesprek dat zulke kritiek voor de hand lag, zorgvuldig meed. En dan toch, na het interview, die bezorgde vraag!
De houding van Nash staat niet op zichzelf. Begin deze week zei emeritus hoogleraar prof. P. W. van der Horst in het radioprogramma Villa VPRO dat zijns inziens wetenschappers die zich bezighouden met de islam hun onderzoeksresultaten in toenemende mate onder pseudoniem publiceren. „Een zorgwekkende trend”, aldus Van der Horst, die zelf in 2006 door de Universiteit Utrecht gedwongen werd enkele passages in zijn afscheidsrede aan te passen.
De betreffende rede ging over ”De mythe van het joodse kannibalisme”, een hersenschim die in de islamitische wereld bloeit als nooit tevoren. Dat Van der Horst vier jaar geleden niet mocht zeggen wat hij wilde, riep destijds veel verontwaardiging op. Een inperking van de academische vrijheid!
Maar naar nu blijkt, ging het toen niet om een incident. Als steeds meer kritische islamologen onder schuilnaam publiceren en als iemand als David Nash zó behoedzaam opereert, is er, om met Van der Horst te spreken, inderdaad sprake van een „zorgwekkende trend.”
Die trend zet het relletje over de speech die Wilders wil houden op Ground Zero in een bepaald licht. Natuurlijk hebben zijn critici –de CDA’ers Hillen, Verhagen en De Hoop Scheffer– alle gelijk van de wereld als zij erop wijzen dat de PVV-voorman gezien zal worden als onderdeel van de Nederlandse regering, dat dit voor Nederland veiligheidsrisico’s met zich meebrengt en dat het tot de verantwoordelijkheid van een politicus behoort om nu juist niet altijd en overal exact te zeggen wat hij denkt en vindt.
Maar er is ook die andere kant, namelijk dat er van het gedrag van een klein deel van alle moslims blijkbaar zo’n intimiderende werking uitgaat dat zowel politici als wetenschappers bij voorbaat in hun schulp kruipen, zodat zij niet meer durven zeggen wat hun op het hart ligt.
Die ontwikkeling zou toch eigenlijk gekeerd moeten worden. Voorzichtigheid betrachten in mondelinge en schriftelijke uitlatingen is prijzenswaardig, maar uit angst voor represailles níéts negatiefs meer durven zeggen over de islam is een gevaarlijke toegeeflijkheid die van kwaad tot erger leidt. Voor je het weet bevind je je in een situatie dat de ‘beledigde’ partij bepaalt welke uitlatingen ‘beledigend’ zijn, en scherpt zij de definitie hiervan voortdurend aan. Tot buitenstaanders zelfs de woorden ”islam” en ”Mohammed” niet meer mogen uitspreken.