Wonderboom
Nadat hij in Ninevé gepreekt had, ging de profeet Jona buiten de stad zitten om te kijken wat er gebeuren zou. Toen „beschikte God, de Heere, een wonderboom en deed hem opschieten boven Jona, opdat er schaduw mocht zijn over zijn hoofd, om hem te redden van zijn verdriet.” Het gewas dat de Statenvertaling hier „wonderboom” noemt, heeft al eeuwen de gemoederen beziggehouden. Daarbij gaat het niet alleen om een Hebreeuws woord dat moeilijk te vertalen is.
Dat betoogt althans Giovanni B. Bazzana van Harvard Divinity School in de jongste aflevering van Vetus Testamentum (jaargang 60, aflevering 2010). Bazzana deed onderzoek naar de kerkvader Hiëronymus, die in het laatste decennium van de vierde eeuw aan een vertaling van het Oude Testament werkte. Toen de kerkvader bij Jona 4 aan kwam, besloot hij het moeilijke Hebreeuwse woord ”qiyqayoon” in het Latijn te vertalen met ”hedera”, dat is: klimop. Daarmee sloeg Hiëronymus een andere weg in dan de oudere Latijnse vertaling, die had gesproken over een ”cucurbita” oftewel pompoen. Helemaal origineel was Hiëronymus niet op dit punt, want Symmachus, een Griekse vertaler van het Oude Testament, had ook al zo vertaald.
Bazzana maakt op basis van diverse oude getuigenissen aannemelijk dat Hiëronymus’ vertaling bij Latijnssprekende tijdgenoten verbazing en wrevel opriep. Bovendien week Hiëronymus in hetzelfde vers ook nog eens af van zijn gebruikelijke trouw aan de Hebreeuwse tekst. Hij vertaalde de passage „om hem te redden van zijn verdriet” namelijk omslachtig als volgt: „om hem te beschermen; want hij had het moeilijk.” Waarom deed Hiëronymus dat? Oudere Latijnse vertalingen gebruikten het woord „overschaduwen”, dat volgens Bazzana in de Bijbel vaak een bijzondere Goddelijke aanwezigheid aanduidt. Hiëronymus koos voor het woord „beschermen” en dat woord heeft niet die bijzondere lading.
Wat kan er achter Hiëronymus’ afwijkingen van oudere Latijnse vertalingen gezeten hebben? Waarom klimop in plaats van pompoenen? Wat is er mis met het woord „overschaduwen”? Bazzana heeft een originele veronderstelling: Hiëronymus koos voor zijn andere vertaling omdat hij tegenstander was van de leer van een duizendjarig vrederijk op aarde. Vandaar de sobere klimop in plaats van pompoenen; daarom ook het vlakke woord „beschermen” en niet het betekenisrijke „beschaduwen.”
Cruciaal voor Bazzana’s hypothese zijn vroegchristelijke afbeeldingen van een Jona die onder pompoenentakken ligt. Hiëronymus was met zulke afbeeldingen bekend. Deze lijken verdacht veel op heidense voorstellingen van de mythologische figuur Endymion op grafstenen. Endymion was een jongeman van wie verteld werd dat de Griekse oppergod Zeus hem eeuwig in slaap hield en zodoende onsterfelijk maakte. Christelijke afbeeldingen van Jona liggend onder een pompoenentak zou Hiëronymus gezien kunnen hebben als symbool van een voluit aardse verwachting van het leven na de opstanding. De kerkvader zou dan de pompoenen en de beschaduwing weg vertaald hebben omdat hij tegenstander was van de theorie van een duizendjarig rijk van Christus op aarde. Het is een zeer interessante theorie.
In het Westminster Theological Journal (jaargang 72, nummer 1, 2010) schrijft Robert Letham, predikant en theologiedocent in Wales, over ”Wereldomvattende en historische katholiciteit: Konstantinopel, Westminster en de kerk van de twintigste eeuw.” Hier staat „Konstantinopel” voor de geloofsbelijdenis van Nicea-Konstantinopel, die spreekt van „één heilige, algemene (katholieke), apostolische kerk.” De vier eigenschappen die hier genoemd zijn (eenheid, heiligheid, katholiciteit, en apostoliciteit) moeten volgens Letham samen opgaan. Verwaarlozing van een of meer van die eigenschappen levert scheefgroei op.
Een evenwichtige katholiciteit stond in de jaren 1642-1652 ook de Synode van Westminster voor ogen. Op allerlei punten zette zij zich in om in lijn te blijven met de kerk der eeuwen, om correspondentie te onderhouden met buitenlandse kerken, en om grenzen te markeren van wat katholiek mag heten en wat niet.
Lethams artikel loopt uit op een oproep aan „evangelische en gereformeerde kringen” om katholiek te blijven denken. Die oproep vindt hij nodig omdat de theologiegeschiedenis te vaak veronachtzaamd wordt ten gunste van gerecyclede oude ketterijen en pleidooien die op historische onjuistheden berusten. Vernieuwing is volgens Letham pas mogelijk na grondige toe-eigening van de traditie.
Aza Goudriaan is universitair docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl