Terdege / De Wachter Sions
Onlangs verscheen een levensbeschrijving van de hervormde predikant ds. J. P. Verkade (1921-2008). Naar aanleiding hiervan sprak het familieblad Terdege met zijn zoon Cor Verkade (43).
Was ds. Verkade ook predikant in zijn gezin?
„Jarenlang heeft hij gevochten tegen zijn roeping, tot God hem gewillig maakte. Dat leidde er wel toe dat hij vanaf dat moment zeer gedreven en consciëntieus aan de slag ging met het gehoor geven aan de roeping. Vanzelfsprekend ging dat ten koste van het vaderschap. Daar heb ik het wel eens moeilijk mee gehad, maar het is hem gelukt om dat wat hij het belangrijkste vond (de Woordverkondiging) goed te volvoeren. Hij had tere banden met zijn geestelijke kinderen, dat is op zijn begrafenis heel duidelijk geworden.
Ik herinner me dat hij eens van de preekstoel af kwam, nog vol vuur. Thuis waren wij als kinderen aan het ruziën. Het moet voor hem een hevige tegenstelling zijn geweest toen hij, nog vol van de dienst des Heeren, midden tussen kibbelende kinderen terecht kwam. Hij was ook voortdurend met zijn doopbeloften bezig, uit vrees dat hij die niet voldoende gestand zou doen. Om een voorbeeld te noemen: hij was bang dat zijn kinderen die met een landelijke fietsdag meededen, daardoor tot zonden zouden komen. Dan kon hij zeer gewetensvol zijn.”
De Wachter Sions
In zijn artikelenserie over de tabernakeldienst in De Wachter Sions (orgaan van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland) gaat ds. J. Roos ook in op de geschiedenis van Bezaleël en Aholiab (Ex. 31).
„Als we deze geschiedenis overdenken dan vermenigvuldigen onze gedachten. Neem het ons niet kwalijk als we iets over onszelf schrijven. Wat zal er door Bezaleël en Aholiab zijn heengegaan, toen Mozes hen in de Naam van de Heere meedeelde tot welk een gewichtvol ambt zij geroepen waren. Maar zo is er ook veel door ons heengegaan toen we met de roeping tot het leraarschap liepen, en we de Heere hadden gevraagd of Hij dit ook in het hart van Gods volk wilde bekendmaken. De gelegenheid laat het niet toe om daar breedvoerig over te schrijven, maar de Heere had ons dit beloofd met de volgende woorden: Ik zal horen wat God de Heere spreken zal; want Hij zal tot Zijn volk van vrede spreken; maar dat zij niet weder tot dwaasheid keren (Ps. 85:9). Aanvankelijk leek het alsof de Heere niet tot onze ziel had gesproken. Ach, we zijn er in ons leven wel achtergekomen, dat als de Heere iets belooft, de weg naar de vervulling door het onmogelijke heengaat. De Heere zorgt er wel voor dat we ook de grond uit de beloften moeten verliezen, opdat we leren dat het alleen genade is als de Heere Zijn woord vervult. Met weemoed denken we bijvoorbeeld terug aan onze geliefde zielsvriendinnen Willempje Witpaard en Dina van de Kamp, aan wie de Heere bekendmaakte dat Hij ons tot dit werk had afgezonderd. We weten nog hoe Willempje Witpaard haar vinger omhoog hief, en zei: „Jongen, als je de Heere nog langer tegenstaat, zal Hij je zwaardere straffen zenden dan dat Hij nu gedaan heeft. Wees eens eerlijk, loop je niet met die roeping?” We hebben niets gezegd, maar toen we naar buiten liepen kwamen de woorden uit Psalm 85:9 in onze gedachten terug. Nu we hier toch over schrijven denken we aan onze onvergetelijke ds. M. van Beek van wie we later hoorden dat hij tegen sommigen had gezegd te geloven dat de Heere ons op Zijn tijd zou uitstoten. Het zou niet passen om te verzwijgen dat ook ds. J. de Groot dit al jaren voordat we aangenomen werden tegen ds. A. van Straalen had gezegd. Toen we na veel strijd en aanvechtingen naar het curatorium gingen, en we het een en ander aan de curatoren meedeelden, werd het opnieuw bevestigd, doordat de Heere de volgende woorden tot de curator, ouderling K. van Steenis, sprak: „Zalf hem, want deze is het” (1 Sam. 16:12). Nee, Bezaleël en Aholiab konden met wat Mozes hen had meegedeeld de tabernakel niet bouwen, want zij waren afhankelijk van Gods Geest. Doch zo zijn wij er ook wel achter gekomen dat we met de verschillende personen die van de Heere onze roeping meegedeeld kregen, de preekstoel niet op kunnen. Christus heeft het gezegd: Zonder Mij kunt gij niets doen (Joh. 15:5).”