Tijd is geld
Wie in de vakantie wel eens een buitenlandse kerkdienst heeft bijgewoond, zal ongetwijfeld gemerkt hebben dat het vooral vrouwen zijn die in andere landen naar de kerk gaan.
Economen hebben daar een verklaring voor. In haar pas verschenen boek ”Alles draait om geld” schrijft Henriëtte Prast dat kerkbezoek „het welzijn na de dood vergroot” en daarom concurreert met werken en „andere activiteiten die toekomstig nut opleveren.”
Vrouwen gaan meer naar de kerk, want „het alternatief van werken levert voor hen minder op, ze hebben immers geen of een slechter betaalde baan.” Ook stijgt het kerkbezoek met de leeftijd, want „dan komt het hiernamaals dichterbij en wordt het belangrijker daarin te investeren in plaats van in een aardse carrière.”
Wie in de vakantie wel eens tijd heeft gehad om na te denken over wat tijd nu eigenlijk is, zal ongetwijfeld met Augustinus gemerkt hebben dat zolang niemand ernaar vraagt, we prima weten wat tijd is, maar dat als we het proberen uit te leggen, we het niet meer weten. „Ik ben geraakt in de verdeeldheid der tijden, wier orde ik niet ken, totdat ik in God mijn eenheid vind.”
De tijd is een scheppingsgave. Zoals de hemel en de aarde zijn gemaakt, zo is ook de tijd geschapen. Tot aanzijn geroepen. Een ijsschots in de oceaan van de eeuwigheid. Onbevattelijk. Augustinus kon er nauwelijks woorden voor vinden. „Gij gaat door de verhevenheid van de immer tegenwoordige eeuwigheid aan al het verledene vooraf en Gij zijt verheven boven al het toekomstige. Alle tijden hebt Gij gemaakt.” Wij zijn echter als de platlanders die nauwelijks notie hebben van de ruimte die door een extra dimensie wordt ontsloten.
Ondertussen houden wij er doorgaans wel een plat begrip van tijd op na, geïnspireerd door economen: tijd is geld. Een bondgenoot van onze bankrekening. Een vriend van onze welvaart. Een instrument voor de economische groei en zijn beide dochters: meer, meer.
Maar deze vriend kan ook een vijand worden. De arbeidsproductiviteit heeft ook twee dochters: sneller en vlugger. We leggen beslag op de tijd, maar houden er steeds minder van over. Wij eigenen ons de tijd toe, maar worden slaaf van timemanagement.
In de moderne economie is tijd een vijand van alles waarvoor zij geen instrumentele, maar een intrinsieke waarde heeft, met als ultiem voorbeeld de stopwatchzorg, een karikatuur van het wezen van de zorg: tijd en aandacht.
Thomas van Aquino wist het wel: de tijd is van God, daar mag je als mens niet aankomen. Daarom was hij ook een fel tegenstander van rente, waarin hij niets anders zag dan een prijs voor tijd. Calvijn heeft het middeleeuwse renteverbod bestreden. Hij onderkende de bredere betekenis van geld en rente in het economisch leven. Tegelijkertijd benadrukte hij het „tegenwoordige leven als een zekere reis naar het hemelse Koninkrijk.” Tijd is oneindig veel meer dan geld.
Alle tijden zijn van God. Maar wij eigenen ons de tijd toe en verkopen die. Moeders verkopen de tijd en aandacht die ze hun kinderen uit school kunnen geven. Vaders verkopen de tijd die ze aan kerk en samenleving kunnen geven. Voor wat? Een groter huis? Een nog verdere vakantie?
Wij allen verkopen de tijd die ons niet toebehoort, maar die ons uit genade is toegemeten. De moderne mens neemt bezit van de tijd en verliest de eeuwigheid.
Henriëtte Prast beseft dat haar economische verklaring van kerkbezoek onaangenaam kan overkomen. Ze laat het daarom aan de lezer over of hij haar geloven wil of niet.
Paulus bood zijn lezers meer richting: de dagen zijn boos, wandelt voorzichtig, niet als onwijzen maar als wijzen. De tijd moet je niet verkopen maar uitkopen.
De auteur is hoogleraar gezondheidseconomie aan de Universiteit van Tilburg. Reageren aan scribent? nietbijbroodalleen@refdag.nl