Fameuze Fordjes
Van T-Ford tot Streetka. Al 100 jaar zet de Ford Motor Company fameuze voertuigen op de weg. Henry Ford bouwt meer dan een eeuw geleden zijn eerste gemotoriseerde vierwielfiets als alternatief voor het paard. Met de introductie van de T-Ford zet hij de wereld op wielen. Zakenman van de eeuw met de auto van de eeuw. Ford viert feest.
De eerste wrochtsels op wielen van Henry Ford dateren uit 1896. Als ingenieuze sleutelaar weet hij zijn Quadricycle aan de praat te krijgen. Clara Ford leeft mee met haar echtgenoot. Henry mag zijn sputterende verbrandingsmotor op het aanrecht van hun huis in Detroit testen.
Het proberen van deze gemotoriseerde fiets met vier wielen levert problemen op. De deur van de werkplaats is te klein. Henry moet eerst de deur uitbreken om het vehikel naar buiten te kunnen rijden. De proefrit verloopt uitstekend. In de eerste versnelling bereikt de Amerikaan een snelheid van 16 kilometer per uur. Met een dikke 1000 kilometer op de teller verpatst Ford zijn voertuig voor 250 dollar.
In 1903 heeft Henry zo veel ervaring als autobouwer opgedaan dat hij -met elf investeerders en een startkapitaal van 28.000 dollar- de Ford Motor Company opricht. Dit bedrijfje is het derde nadat twee eerdere pogingen op niets zijn uitgelopen. De eerste echte Ford ziet het licht, een tweecilindertje van 8 pk. De ondernemer bouwt ijverig verder aan nieuwe types, nieuwe modellen. In 1904 verschijnt een overkapte versie voor 2000 dollar.
Tot 1908 werkt Henry van A tot S het alfabet af met ronkende en puffende modellen. Elk type krijgt een eigen letteraanduiding. Bij model K loopt het mis. Henry krijgt ruzie met zijn aandeelhouders. Zij zijn uit op eer en aanzien. De heren geven daarom opdracht kolossale, imposante auto’s op de markt te brengen. De 2500 dollar kostende K -zes cilinders, 40 pk- K rolt uit de fabriek. De verkopen stagneren. „Fords only mistake”, zegt de geschiedschrijving niet zonder overdrijving.
Henry gooit het roer om, koopt de aandeelhouders uit en verwerft 58 procent van de aandelen. Ford wil een auto voor het volk. Eén type voor iedereen. Model N is de eerste vrucht van de nieuwe koers. De N -tweezitter, vier cilinders, 12 pk- uit 1906 kost nog maar 600 dollar. Inclusief houten spaakwielen.
In augustus 1913 introduceert Henry als eerste de lopende band op grote schaal. De autofabrikant weet de productietijd per auto van de gebruikelijke 12 uur en 28 minuten terug te brengen naar 1 uur en 33 minuten. De T-Ford zorgt voor een doorbraak. In 1924 loopt de tienmiljoenste van de band. Tin Lizy, noemt het grote publiek het Blikken Liesje liefkozend. „Door eenvoudiger productiemethoden, standaardonderdelen en goedkopere materialen zakt de prijs naar 290 dollar”, vertelt Ford-kenner Hans Maas uit Hillegom.
Ford legt zijn devies -„een auto bouwen voor de grote menigte”- zwart op wit vast in een van zijn drie boeken. „Laag in prijs, zodat iedereen die een redelijk inkomen heeft, hem zal kunnen kopen en met zijn gezin zal kunnen genieten van Gods vrije natuur.” Hoeveel waarde de reïncarnist aan het godsbegrip hecht, is vooralsnog onduidelijk.
Henry verdubbelt het minimumloon van zijn arbeiders naar 5 dollar per dag. Daarmee stelt hij hen in staat ook een T-Ford aan te schaffen. Bovendien voert hij een achturige in plaats van een negenurige werkdag in. Maar Ford zou geen Ford heten als hij daar niet tegelijkertijd extra productiviteit uit zou slepen. De werknemers rukken in drie ploegen aan. Henry bouwt 24 uur per dag auto’s. Elke 43 seconden rolt er ergens bij een fabriek in Amerika, Canada, Engeland, Duitsland, Australië, Brazilië of Nederland een T-Ford van een lopende band.
Kleur
In 1913 krijgt Ford grote problemen met de productie. De verf in zes kleuren wil niet snel genoeg drogen. De Ford Motor Company moet noodgedwongen overgaan op zwart. De directeur haalt zijn schouders op. „Wij kunnen auto’s in elke kleur leveren, als het maar zwart is”, zegt hij nonchalant. Pas in 1925 slaagt Ford erin een sneldrogende verf uit te vinden en toe te passen.
De ontwikkelingen volgen elkaar in hoog tempo op. De houten wielen maken plaats voor metalen spaken, de carbidlampen worden verwisseld voor elektrische koplampen, de rechte spatborden krijgen een keurige kromming. Het oog wil ook wat. De maximumsnelheid loopt op tot 65 kilometer per uur. De T-Ford is een doorslaand succes. Het concern weet in Amerika 15.007.033 T-Fords te verkopen. In 1930 rijdt 70 procent van alle auto’s op de wereld rond met een Ford-embleem.
Concurrenten ontwikkelen een achtcilindermotor. Henry wil er niet aan. „Een auto moet net zoveel cilinders hebben als een koe tepels heeft”, luidt zijn stelling. In 1932 gaat hij met zijn V8-motor, 3,6 liter, overstag. Waar collega’s twee blokken nodig hebben om de cilinders te plaatsen, ontwikkelt de Ford Motor Company één gietijzeren blok voor acht cilinders. En die koe dan? „Een koe heeft geen acht tepels”, erkent Henry. „Maar twee koeien samen wel.”
In 1932 bouwt Ford de Ford B, een overkapte tweezitter. Bij het openen van de kofferbak ontvouwt zich een derde zetel. Leren stoel, leren rugleuning. Via bumper en spatbord kan de passagier de -open- zitplaats bereiken. „Dat is het schoonmoederszitje”, legt Ford-specialist Maas uit. „Die moest natuurlijk mee om te kijken of de bestuurder zijn handjes wel aan het stuur hield.” Een regenbui doet wonderen. „Eén keer regen en je schoonmoeder blijft thuis.”
Topposities
Langzaam veranderen de modellen mee met de eisen van de tijd. De elegant gebogen spatborden verdwijnen in 1949 in de carrosserie, de vrijstaande koplampen worden keurig weggewerkt in de voorschermen. Een ware revolutie. Het ontwerp komt van tien jonge, ambitieuze ex-officieren -de Whiz Kids- die Ford na de oorlog uit het slop moeten halen.
Na de oorlog begint het aanbod auto’s omstreeks 1950 weer enige vorm te krijgen. De Ford Prefect, een van de kleinere Britse Ford-modellen, rolt van de band. Nederlanders duiden het koekblik steevast aan met ”perfect”. Ook de aan de Hemhaven in Amsterdam geproduceerde Fordjes vinden gretig aftrek in Nederland. Het automerk bevindt zich met de populaire Duitse en Engelse modellijnen steevast in de topposities van de verkoopranglijsten.
De Taunus doet zijn intrede. De middenklasser verovert een duidelijke plaats op de weg. De scheldnaam voor het model 17M uit 1960 -”badkuip” of ”banaan”- liegt er inmiddels niet om. Ford ziet het anders. „Elke nieuwe Taunus 17M is erop gemaakt om te voldoen aan alle wensen van de veeleisendste automobilist - en aan de hoogste automobilistische eisen van functionele vormgeving”, aldus een advertentie uit die dagen.
Eind jaren vijftig duikt voor het eerst de naam Escort op. Ford geeft de stationcarversie van de Anglia -met bolle achteruit- deze aanduiding mee. In 1968 mag de Escort de Anglia helemaal opvolgen. Met succes. Een jaar later verschijnt de Ford Capri. Met zijn langgerekte neus en sportieve uiterlijk is de Capri een opvallende verschijning. En met name geliefd bij het jeugdige publiek.
Compact
Taunussen, Escorts en Capri’s volgen elkaar na kortere of langere tijd op. De modellen, uitvoeringen en specificaties worden aangepast aan de mode. Maar wat er ook verandert, het lettertype van ”Ford” is al 100 jaar hetzelfde.
Medio 1976 doet de Fiësta zijn intrede, de eerste compacte Ford sinds jaren. Eind jaren zeventig steelt de strakke, hoekige Granada de show. Sierra, Scorpio, Focus, Galaxy en Ka roepen herkenning op. Met meer of minder succes hebben deze modellen de consument proberen aan te spreken.
De tijd is voorbij dat Ford alleen aantallen zitplaatsen, cilinders en pk’s in de strijd gooit. Ford gebruikt tegenwoordig een ander, vrijwel onbegrijpelijk vocabulaire om de consument te imponeren. Multi Activity Vehicle, Integrated Remote Imaging System, Durashift EST-transmissie, Design Contemporary Blue Book, Intelligent Protect System. Toch doet Ford daarmee niets anders dan 100 jaar geleden. Auto’s bouwen.