Oorlog van bluf en intimidatie
Wat niemand had verwacht, gebeurde deze week. De Amerikaanse troepen wisten vrij gemakkelijk Bagdad in te nemen. Tegen alle verwachting is kwam er zelfs geen bloedige stadsguerrilla aan te pas. Snelheid en beweging, bluf en intimidatie bleken effectiever dan een massale aanval.
Wanneer roept president Bush de overwinning uit? Of is die al geproclameerd bij het neerhalen van het Saddam-beeld in het centrum van Bagdad, afgelopen woensdag? Die onzekerheid over het moment van de definitieve zege in Irak is typerend voor heel de oorlog. Of, zoals een BBC-journalist het typeerde: Dit is een ”rolling war”, een oorlog die zich met horten en stoten ontvouwt, die zich opbouwt en verandert al naar gelang de behoeften op het slagveld, en zo’n oorlog kan tot niets anders leiden dan tot een ”rolling victory”, een zege die bij stukjes en beetjes wordt behaald.
En dus zochten de meekijkende media zelf een symbolisch moment van overwinning, ter markering van de val van Saddam Hussein: het neerhalen van het reusachtige Saddam-beeld op het Paradijsplein in Bagdad. De sloopactie werd zelfs vergeleken met andere historische momenten in het recente verleden, zoals het neerhalen van de Berlijnse Muur - wat natuurlijk onzin is. De val van de Muur was de finishing touch van een vele volken omspannend proces van ideologisch verval en van een democratische revolutie aan de basis. Het neerhalen van dat Saddam-beeld was in feite niet meer dan een fase in een nog voortgaande strijd, die van boven- en van buitenaf is geforceerd. De Amerikaanse troepen hebben woensdag dankbaar gebruikgemaakt van de beelden die de wereld overgingen. Even waren alle media ”embedded”.
Toch spreken militaire analisten nu al van het grote succes van de Rumsfeld-doctrine, zo genoemd naar minister van Defensie Donald Rumsfeld, die een nieuwe kijk op oorlog voeren heeft ontwikkeld, samen te vatten in de woorden: snel, klein en beweeglijk. De vijand verrassen en intimideren, daar gaat het om volgens Rumsfeld. En dat vraagt een wendbare kleinere strijdmacht op de grond, die intensief gebruikmaakt van luchtsteun en ’intelligence’, verzameld door special forces op de grond. Werken die drie goed samen, dan is dat even effectief als een omvangrijke maar trage legermacht.
Powell-doctrine
Nogmaals, de Amerikanen lijken in Irak succes te hebben met Rumsfelds visie en werkwijze en dat zal de doodsteek betekenen voor de oude Powell-doctrine, die tot nog toe de Amerikaanse oorlogvoering bepaalt, en die ook tijdens de eerste Golfoorlog in 1991 werd toegepast. Het kenmerk van deze doctrine is: een overweldigende militaire opbouw op de grond waardoor de vijand volledig kan worden overrompeld. Generaal Powell mat gevechtskracht af aan de hand van ”massa” in plaats van aan ”snelheid”, waarbij de verhouding in getalssterkte ten opzichte van de vijand ten minste 3 op 1 moest zijn om de aanval te kunnen inzetten. Voor Rumsfeld is die massa veel minder belangrijk en weegt juist snelheid zwaarder.
Toch is de afgelopen tijd even getwijfeld aan de wijsheid van Rumsfelds doctrine. Dat was toen de aanvoerlijnen vanuit Koeweit tot diep in Irak wel erg dun en kwetsbaar werden. Een moment is toen overwogen om de verdere opmars naar Bagdad met een maand uit te stellen, zodat versterkingen -in de gedaante van de vierde infanterie divisie- konden worden aangevoerd. Zogenaamde ”leunstoelgeneraals” in Amerika -zeg maar de ”beedee’s” in de VS- lachten al in hun vuistje. Gepokt en gemazeld als ze zijn in de Powell-doctrine, vonden zij Rumsfelds ideeën maar niets. Bovendien is afslanking van het militaire apparaat -ook een consequentie van Rumsfelds ideeën- natuurlijk door geen enkele militair goed te praten.
Uiteindelijk is de opmars toch verdergegaan, want stilstand zou schade hebben berokkend aan de aanvalskracht van de coalitietroepen. Zo zou de vijand immers alle tijd krijgen om zich te herstellen van de luchtaanvallen. Daarnaast was juist snelheid een van de sterke kanten van de operatie. Dan kun je geen pauze gebruiken.
Snel en beweeglijk is-ie zeker geweest, de oorlog die in Irak is gevoerd en nog gaande is. Wie herinnert zich niet de voortrazende tanks die vanuit Koeweit op weg gingen naar Bagdad? Rond de steden -eerst bij Basra en deze week bij Bagdad- intensiveerde de aanvalstactiek zich tot wat de Britten en Amerikanen ”thunder runs” noemen: zware en luidruchtige tanks die meermalen per dag door de brede lanen en straten van de stad crossen, zonder de stad daadwerkelijk te overrompelen. Dat laatste zou een bloedige stadsoorlog tot gevolg hebben gehad, waarvoor zowel de Britten als de Amerikanen vuurbang zijn.
In plaats daarvan beperkten ze zich tot wat ”EBO-operaties” worden genoemd: Effects Based Operations. Brutale acties, gericht op het veroveren en neerhalen van symbolen van de vijandelijke macht: ministeries, presidentiële paleizen en… standbeelden. Met als doel de sympathie van burgers te winnen en vijandelijke militairen te demoraliseren. EBO bevatten eigenlijk meer psychologie dan krijgskunde, meer bluf dan daadkracht, gericht op ”brain” in plaats van op ”terrain”. Uitgangspunt is dat een dictatoriaal regime in wezen is gebaseerd op intense vrees - Saddams regime werd niet voor niets ”Republic of Fear” genoemd. Dat betekent dat zodra de symbolen van vrees zijn neergehaald of vernederd, er grote kans is dat de rest vanzelf afbrokkelt. Vandaar ook dat Saddam City in Bagdad als eerste werd bevrijd - de wijk waar miljoenen sjiieten wonen die al eerder tegen Saddam in opstand gekomen waren. Zij mochten nu eigenhandig Saddams beeld omverwerpen en aan de wereld en hun medeburgers tonen dat zijn tijdperk voorbij is.
Minder omzichtig
De felle confrontaties met de Irakezen, als gevolg van de Amerikaanse ”thunder raids”, hebben wel relatief veel burgerslachtoffers gekost. De Amerikanen gingen met hun M1 Abram-tanks en M2 Bradley’s ook veel minder omzichtig te werk dan de Britten in de zuidelijke stad Basra, die eenzelfde tactiek toepasten. Wat dat betreft was het met veel bombarie omverhalen van Saddams beeld in Bagdad deze week nuttig, omdat het de aandacht afleidde van de vele burgerslachtoffers die elders in de stad waren gevallen.
Overigens was het eerst helemaal niet de bedoeling om zulke steeds brutalere thunder raids te beginnen. Om niet in de val van een stadsguerrilla te lopen, waren de Amerikanen van plan zich rond Bagdad te legeren om van daaruit voorzichtige speldenprikken uit te delen met behulp van kleine geheime operaties. Snel een aanslag plegen op een of ander commandocentrum of ministerie, en dan gauw weer terug. Er werd in dit verband wel gesproken van toepassing van het Texas-model: een lasso eromheen en die geleidelijk aantrekken, en tegelijkertijd er af en toe met de zweep overheen.
Maar vorige week vrijdag, toen Saddam International Airport door de derde infanterie divisie werd veroverd, werd duidelijk dat er meer inzat. Het vliegveld ligt relatief dicht bij de stad, en toch werd het niet massaal bestookt door Iraakse artillerie. Kennelijk waren de Iraakse troepen in de stad behoorlijk verzwakt. Die indruk werd een dag later bevestigd toen pantservoertuigen en tanks op relatief geringe tegenstand stuitten nadat ze voor het eerst hun thunder raids ondernamen via de brede lanen en boulevards van de stad. Ook informatie van speciale eenheden die al diep in de stad waren geïnfiltreerd, wees in die richting.
De rol van deze special forces kan bij de inname van Bagdad nauwelijks worden overschat. Zij hielden al in een vroeg stadium vijandelijke troepenbewegingen in de stad nauwlettend in de gaten en gaven coördinaten van hun posities door aan het centrale commando, waarna vliegtuigen in de lucht eropaf werden gestuurd. Perfecte staaltjes van ”central warfare” dus.
Regelmatig waren er de afgelopen weken berichten van stroomuitval in Bagdad, en waarschijnlijk waren dat bewust door de Amerikanen georganiseerde verduisteringen om deze speciale eenheden dekking te geven bij verplaatsingen of operaties.
Pounding en pummeling
Van nog grotere betekenis bij de opmars naar en verovering van Bagdad zijn de aanvallen vanuit de lucht geweest. Ze vormen die andere poot aan Rumsfelds doctrine. Waarschijnlijk is de zwakke Iraakse reactie op de coalitieaanvallen vooral te danken aan de ongekend zware beschietingen en bombardementen vanuit de lucht, die bijna 24 uur per dag doorgingen. ”Pounding en pummeling” (beuken en afranselen), noemen de Amerikanen het voortdurend bestoken van de Iraakse stellingen - in het bijzonder die van de divisies van de Republikeinse Garde. Om de piloten het wat gemakkelijker te maken, was het slagveld op de grond ingedeeld in ”kill boxes”, afgekort weergegeven met KI/CAS (Killbox Interdiction/Close Air Support). Blokken van enkele tientallen vierkante kilometers waarop de piloten 24 uur lang mochten beuken.
Geheel volgens de ideeën van Rumsfeld was er dit keer zelfs een omkering van prioriteiten: Amerikaanse grondtroepen werden ingezet om de piloten in de lucht te helpen, in plaats van andersom. Zo moesten soldaten Iraakse troepen uit hun stellingen lokken en ze zover krijgen dat ze zich concentreerden, waarna ze vanuit de lucht konden worden bestookt. In de Karbala Gap, een 20 kilometer lange kloof die van grote betekenis was voor de opmars naar Bagdad, is de Medina-divisie van de Republikeinse Garde op die manier uiteengeslagen.
Ten slotte gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat de Amerikanen geen volwaardige tegenstander tegenover zich hadden. Saddam heeft nooit uitgeblonken in militair-strategisch inzicht, en ook dit keer heeft hij dat bewezen. Zo verwachtte iedereen dat hij er alles aan zou doen om de Amerikanen tot een bloedige stadsoorlog te verleiden, bijvoorbeeld door de Republikeinse Garde terug te halen, maar dat is niet gebeurd. De 70.000 man tellende garde mocht buiten in het veld blijven, waar ze blootstond aan de Amerikaanse en Britse piloten.
Intussen lijkt het erop dat het merendeel van de reguliere Iraakse soldaten eigenlijk nauwelijks heeft gevochten. De meesten waren vanaf het begin er al van overtuigd dat de nederlaag onvermijdelijk was. Alleen met de punt van een bajonet in de rug, waarvoor leden van de Ba’ath-partij en de Fedayeen-milities zorgden, waren ze naar het front te bewegen. Maar veel moreel hebben de mannen niet uitgestraald. Dat er geen grote bruggen over de Eufraat en de Tigris werden opgeblazen, om de Amerikaanse opmars te blokkeren, was voor de coalitie een teken dat de vijand weinig zin in vechten had. De guerrilla-acties van de Fedayeen en van leden van de Ba’ath-partij blonken evenmin uit in kracht en kunde. Wat natuurlijk ook meespeelt: de vele jaren van VN-sancties die het land zijn opgelegd zorgden ervoor dat het militaire apparaat niet in staat was zich te herstellen van de nederlaag tijdens de eerste Golfoorlog.
Bajonet in de rug
De laatste factor die van belang is, is dat het bewind van Saddam nu eenmaal buitengewoon gehaat was onder de bevolking. Een guerrillaoorlog, bijvoorbeeld in en vanuit de steden, vraagt de inzet van duizenden burgers die uit vrije wil en niet met een bajonet in hun rug de vijand tegemoet treden. Maar de bevolking had het idee dat de vijand achter haar stond in plaats van voor haar. Zij zag de coalitie eerder als bevrijder dan als bedreiger. Pas toen men het idee kreeg dat die bajonet in hun rug was verdwenen, was men bereid kleur te bekennen.
Die zwakte van de vijand is reden voor Rumsfeld om niet te snel het succes van zijn doctrine te vieren. Tegenover een veel sterkere en meer competente vijand zou zijn werkwijze wel eens heel anders kunnen uitpakken. En mocht Rumsfeld dat zelf niet bedenken, dan zullen de militairen hem er wel aan herinneren. Want op verdere afslanking van de strijdkrachten zitten zij niet te wachten.
Dus als deze oorlog voorbij is, wacht Rumsfeld nog een klein oorlogje aan het thuisfront - met zijn eigen soldaten.