Wantrouwen op reis
Een zomerse verjaardag: je zit nog maar net of ene Roos (vriendin, buurvrouw? Ach, wat doet het er ook toe?) blijkt midden in een verhaal over haar buitenlandse reis te zitten. „En toen kwam er opeens een wildvreemde man naast me lopen met de vraag of „deze gouden ring” die hij gevonden had misschien van mij was. Huh, dacht ik…”
Een slok koffie, „…en toen dacht ik: gaat die kerel nu iedere voorbijganger vragen of hij of zij een gouden ring verloren heeft? Nog vreemder was dat even verderop ook al een ring gevonden leek te zijn.” Het voorval had dus geen ernstige gevolgen, lijkt het, maar door de mimiek van Roos blijft menig geladen vork tussen gebaksschotel en mond steken en wacht ieder toch met spanning de ontknoping af. De vertelster grimast en verklaart dan: „Ik heb helemaal geen gouden ring, maar toch keek ik even verschrikt naar mijn hand. Gek he?” Ai, ai, Roos was dus even afgeleid en in het restaurant bleek later dat de linkerjaszak leeg was.
Het voorval kan zomaar aanleiding geven voor een ware verhalencarrousel van snode praktijken. Oom George blijkt opgelicht door een „uiterst vriendelijke vent” op het station van Milaan. Neef Robert is naar Afrika op werkvakantie geweest en stond 20 dollar af aan een man die hem toevertrouwde dat hij geen geld had om het schoolgeld van zijn 8-jarige dochtertje te betalen. Een dag later hoorde hij dat er in het land helemaal niet voor de basisschool betaald hoeft te worden.
De verhalen op de bewuste verjaardag zijn met talloze aan te vullen. Soms komen de oplichters met flutverhaaltjes, waarvoor in alle reisgidsen al nadrukkelijk gewaarschuwd wordt. Soms valt echter moeilijker uit te maken of een verhaal nu klopt of niet. Neem het volgende voorval. In de Keniaanse hoofdstad Nairobi knoopt een man op straat een praatje aan over het land van herkomst van de twee blanken, die op zoek zijn naar een koffietentje. „Ah, Nederland, interessant”, zegt hij, waarop een kleine (en deze zomer gebruikelijke) lofzang volgt op de voetbalprestaties van ons vaderland.
Het gesprekje lijkt vervolgens ten einde, maar nee, de man heeft nog een vraag: „Nederland ligt erg laag, is het niet? Boezemt dat de mensen geen angst in voor de zee? Slapen ze wel goed?” Hij zegt aardrijkskundeleraar te zijn, blijkt te weten dat er een landbouwuniversiteit in Wageningen is en stelt voor thee te gaan drinken om nog wat verder te praten over gevaarvol Nederland.
„Leuk”, denk je, want de man lijkt oprecht geïnteresseerd en weet het een en ander. Nog boeiender wordt het als de man even later vertelt dat hij uit Somalië komt en (rooms-katholiek) christen is. Hij is naar buurland Kenia gekomen om te studeren. Het onderwijs in Somalië is bitter slecht en hij wil zijn land met meer kennis dienen.
Hij schenkt thee met melk in, en verklaart dat hij die studie met steun van een christelijke studentenbond gaat doen in de Zimbabwaanse hoofdstad Harare. In Kenia zouden zich te veel islamistische Somaliërs bevinden, die het op ‘gevluchte’ Somalische christenen gemunt hebben. Daarover zijn inderaad berichten geweest, onder meer van de BBC. En dan volgt bij het tweede kopje thee de onvermijdelijke vraag: Hebt u een bijdrage voor mijn reis naar Harare?
Ah, (weer) geen gewoon gesprekje dus. Maar wat nu van zo’n verhaal te denken? Harare klinkt tamelijk vreemd als studieplek. En waarom betaalt de studentenbond die reis dan ook niet? Maar als het niet klopt, is het wel origineel bedacht.
In sommige landen moet je als (rijk geachte) bezoeker voortdurend op je qui-vive zijn. Het is een kunst op zich alert te zijn zonder iedereen bij voorbaat vol wantrouwen en scepsis tegemoet te treden. Daarbij komt dat op reis verschillende opvattingen van moraal met elkaar kunnen botsen. Voor de een schuilt er niets verkeerds in een rijke westerling geld te ontfutselen met een „goed verhaal”, maar de ander voelt zich bedrogen. Hij hoeft echter ook geen capriolen uit te halen om aan zijn brood te komen. Gespreksvoer voor later op de avond bij de wijn.
Reageren aan scribent? buza@refdag.nl