SGP-senator Holdijk: Niet de allerbraafste
De allerbraafste van de klas was hij niet. Eenmaal sloeg hij zelfs een ruitje in om zijn jas te pakken. Toch was de lagere school voor hem vooral vormend. Meester Janse wekte in klas 4 zijn blijvende interesse voor geschiedenis en aardrijkskunde.
SGP-senator mr. Gerrit Holdijk (65) hoeft niet ver te reizen om terug te keren naar de school die hij van 1951 tot 1957 bezocht. Holdijk woont sinds 2006 weer in zijn geboortedorp; zelfs op de boerderij waar hij is geboren en getogen. Hij kan het op de fiets af.
Toch is de afstand tussen de ouderlijke woning en de school niet hetzelfde als in de jaren vijftig. Die is aanzienlijk kleiner. Tot 1968 stond de School met den Bijbel van Uddel op ’t Hof nabij het Uddelermeer, enkele kilometers ten westen van Uddel. Halverwege de jaren zestig was het gebouw zo slecht dat de gemeente besloot tot nieuwbouw in de kern van het Veluwse dorp. Dat was ook het moment waarop de school een nieuwe naam kreeg. De kroonprins was toen net geboren en daarom werd het: Prins Willem-Alexanderschool. „We waren een van de eersten die de naam van de prins verbonden aan een school”, aldus de huidige directeur, G. van Roekel.
Er is nog een belangrijk verschil waardoor Holdijk nu –op zijn stalen ros– sneller van huis naar school kan komen dan in de jaren vijftig: „Vroeger liepen we. Op klompen.”
Om een beetje in de stemming te komen, woont de SGP-fractievoorzitter in de Eerste Kamer eerst een deel van een les bij op zijn vroegere school. Meester Libregts –T-shirt, spijkerbroek en gympen– heeft de combinatieklas 7/8. Groep 8 is zelfstandig aan het rekenen en groep 7 krijgt uitleg over berekeningen met procenten.
„Van de 500 mensen doet 14 procent zuinig met water. Hoeveel mensen zijn dat?” Dat soort opdrachten. Holdijk –keurig in het pak met stropdas en zijn onafscheidelijke pijp in het borstzakje van zijn colbert– hoort het allemaal geïnteresseerd aan. Hij lacht minzaam mee met de grapjes die de meester maakt en knikt bedachtzaam als een leerling een correct antwoord geeft.
Terug in het kantoor van de directeur is het eerste onderwerp dat Holdijk aansnijdt de combinatieklas: „Die hadden we vroeger niet. Toen zaten we met veertig kinderen in hetzelfde leerjaar. Dat kwam doordat er ook kinderen uit Meerveld, Nieuw-Milligen en Garderen naar de christelijke school kwamen. We hadden wel eens combinatieklassen, maar alleen in noodgevallen. Dat was als een leerkracht ziek was. Dan ging de deur open die tussen de lokalen zat, en stond de meester –of juffrouw– op de drempel om twee klassen in toom te houden.”
Wat Holdijk verder opvalt, is de rust waarmee de kinderen aan het werk zijn. „Dat heeft te maken met de stabiele gezinssituatie waarin de meesten hier mogen opgroeien. En als er problemen zijn, helpen mensen elkaar en krijgen gezinnen ondersteuning”, aldus directeur Van Roekel.
De geschiedenis van de School met den Bijbel uit Uddel gaat terug naar 1937, weet Holdijk, die behalve senator ook SGP-statenlid in Gelderland is. „Een bijzonder geschenk, een christelijke school, een direct gevolg van de gelijke bekostiging van het openbaar en het bijzonder onderwijs waarvoor de overheid twintig jaar daarvoor toestemming gaf.
De school, die was bestemd voor meerdere dorpen op de Veluwe, kreeg het oude gebouw van de openbare school nabij het Uddelermeer. Opmerkelijk dat de hoofdmeester van de openbare school in de woning naast de school bleef wonen.”
Een echt schoolplein was er niet: „Wat grind, wat zanderige grond. Stoffig in de zomer en modderig als het regende. Een echte afscheiding met het bos en de omgeving was er ook niet. Tussen de middag konden we niet naar huis om te eten; dat was te ver. Dan zwierven we door de omgeving, klommen in bomen en speelden op de hei en de nabijgelegen schans. En ja, we kwamen ook wel eens te laat.”
Het Uddelermeer kwam de leerkrachten van destijds goed van pas. „In de winter gingen we er regelmatig schaatsen. In de zomer kregen we er zwemles. Ik weet nog goed hoe koud het water toen was.”
De kleine Gerrit Holdijk had nooit een hekel aan school. „Integendeel. Door de diverse meesters en juffen is mijn blijvende interesse gewekt voor vakken als geschiedenis, aardrijkskunde en tekenen. Ik ben nog verzot op kaarten en atlassen. Daarbij wil ik met ere meester Janse, de vader van de oud-hoofdredacteur van het RD, noemen. Ik had hem in de vierde klas. Hij kon met recht meesterlijk vertellen.”
Hoe braaf was Holdijk tijdens zijn lagereschoolperiode eigenlijk? Een kleine glimlach speelt om zijn mond: „Wel braaf, maar niet de allerbraafste.” Voordat hij verhaalt van zijn eigen kattenkwaad, wijst hij erop de meesters van toen er ook wat van konden: „Een van hen gaf een leerling die hem het bloed onder de nagels vandaan haalde zo’n enorme trap dat deze tegen de deur aanviel en met middenpaneel en al op de gang belandde.”
Holdijk heeft de school ook schade berokkend: „Het was in een van mijn laatste schooljaren op een dag voor de vakantie. Ik had een jas mee naar school genomen en deze niet mee teruggenomen. Van mijn moeder moest ik rechtsomkeert om het kledingstuk op te halen. Maar daar was niemand meer te bekennen. Ik wist dat ik niet thuis kon komen zonder jas. In arren moede heb ik toen maar een ruitje ingetikt. Maar het was toch geregistreerd. De familie Holdijk moest het ruitje betalen en ik kreeg een stevige reprimande.”
Eén ding moet hem nog wel van het hart. De breuk in de schoolgemeenschap die leidde tot het ontstaan van een reformatorische school in de jaren tachtig. Die doet Holdijk tot op de dag vandaag pijn. „Dat was niet goed voor de eenheid in het dorp. De wond blijft schrijnen.”
Bij het afscheid van de school –„Mag ik nu mijn pijp weer opsteken?”– gaan zijn gedachten nog even terug naar de vrijheid rond de school bij het Uddelermeer. Met zijn fiets aan de hand en zijn pijp in de mond kijkt hij naar het 80 centimeter hoge hekje om het schoolplein en zegt dan bescheiden maar beslist: „’t Zou mij benauwen.”
Dit is het derde deel in een serie waarin mensen terugkeren naar hun lagere school.