Eén grote witwasoperatie
Een felle wind is opgestoken voor de kust van Vlore. Het snelle bootje van de Albanese kustwacht klapt hard op het water en staat dan weer bijna rechtop in de golven. Zeewater sproeit over de rand.
Begin jaren negentig staken hier ge-enterde vrachtschepen het Kanaal van Otranto over naar Italië. Drijvende mierenhopen, volgeladen met duizenden desperate jonge mannen die aan de armoede in Albanië probeerden te ontsnappen. Daarna volgde een nieuwe tactiek om rijkdom te vergaren; duizenden ”scafi”, kleine speedbootjes vol drugs en illegalen met bestemming West-Europa. Het waren er simpelweg te veel om tegen te houden – tot Albanië in 2006 onder druk van Europa een verbod op speedboten afkondigde.
In de loodgrijze verte wordt gepatrouilleerd door de Guardia di Finanza, een Italiaans legeronderdeel belast met de bestrijding van de internationale georganiseerde misdaad. Aan de Albanese kant van het kanaal vaart kustwacht Lavdosh Alusha iedere nacht uit om toezicht te houden, en vaak ook overdag als het weer van deze notoir ruige wateren het toelaat. Hij zet de motor uit en laat de boot een grot in dobberen. Leeg. „Dit was een van de schuilplaatsen”, galmt zijn stem tegen de rotswanden. „Nu treffen we nog maar incidenteel scafisti aan”, zegt hij.
Albanië en de Balkan behoren tegenwoordig volgens het VN-bureau voor de bestrijding van drugs & misdaad (UNODC) tot de veiligste gebieden van Europa. Dat wil zeggen: wat betreft inbraken of geweld tegen personen. Tot zover het goede nieuws. Hetzelfde UNODC zegt ook dat jaarlijks 100.000 kilo heroïne via de Balkan getransporteerd wordt. Geschat wordt dat 70 procent van de handel in Albanese handen is.
„Heroïnesmokkel door etnische Albanezen is aantoonbaar het meest prominente georganiseerdemisdaadprobleem in Europa”, stelt het laatste rapport van de VN-organisatie over de Balkan. Ook in Nederland, België en het Verenigd Koninkrijk opereren de drugsbendes. Volgens het Amerikaanse State Departement is Albanië nog „vergeven van corruptie”, en is „de georganiseerde misdaad in alle regio’s actief.”
In hoofdstad Tirana vertelt Ahmet Prenci, hoofd van de Albanese Nationale Politie, dat de grenzen onder het communisme onaantastbaar waren. „Dus voor de jaren negentig kenden we hier geen drugs.” Met het uitbreken van de Balkanoorlogen kwam aan die onschuld abrupt een einde. Westerse inlichtingendiensten zagen met lede ogen aan hoe het Kosovo Bevrijdings Leger (UCK) de onafhankelijkheidsstrijd financierde met heroïne- en wapenhandel. Bij de buurlanden leidde dat tot een toestroom van drugs.
Een decennium later raken steeds meer Albanezen zelf verslaafd. Met een tas condooms en folders volgeschreven met goede adviezen voor junkies gaat hulpverlener Hamid Selaza op pad langs alle leegstaande krotten waarvan hij weet dat er gebruikt wordt. Hamid was zelf verslaafd en huilt als hij vertelt over de tijd dat hij „naalden nummer 5” gebruikte. Die naalden worden in de halsslagader gezet omdat er verder geen ader meer aan te prikken is. Hij is afgekickt en werkt nu voor Axion Plus, een kleine organisatie die verslaafden probeert te helpen. Maar de capaciteit van hulpinstanties en autoriteiten is niet opgewassen tegen de overmacht van het groeiende aanbod.
Op een donderdagochtend leidt Erwin –midden dertig, hij moet verder anoniem blijven– een operatie tegen een bende smokkelaars. Drie als zodanig onherkenbare auto’s van de antinarcoticadienst rijden in V-formatie door de bergen richting Kosovo. Veertien uur later gaat het plankgas de haarspeldbochten af, tot vlak bij Tirana twee gevolgde voertuigen worden klemgereden. Arrestatieteams met bivakmutsen over hun gezichten en scherfvesten aan, stormen de auto’s uit met hun automatische geweren in de aanslag. Er wordt geschoten, verdachten worden tegen de grond gewerkt.
De auto’s worden voor onderzoek naar een terrein gebracht waar al tientallen andere in beslag genomen voertuigen staan. Een eerste inspectie levert een armetierige 2 gram heroïne op. Het is inmiddels tegen één uur ’s nachts. „Morgen halen we de auto’s uit elkaar”, zegt de teleurgestelde technisch specialist. Maar een dag later is het hele terrein, inclusief bewijsmateriaal zwartgeblakerd, door een raadselachtige brand.
Vorig jaar werd Albanië lid van de NAVO, maar toetreding tot de EU wordt niet voor 2015 verwacht. EU-voortgangsrapportages beoordelen met name het functioneren van de rechtstaat. De laatste rapportage prijst enkele gezamenlijke operaties met Interpol, maar drugssmokkel en corruptie worden aangemerkt als serieuze problemen. En dan is er nog „de cultuur van straffeloosheid” die moet worden doorbroken, volgens de EU „ook met betrekking tot zaken op het hoogste niveau.” Daarvan zijn er meer dan genoeg. Gênant was de arrestatie in mei 2009 van een Albanese hoge diplomaat die met 65 kilo heroïne werd aangehouden in Istanbul.
Midden in het centrum van Tirana is het kantoor van een westerse analist die het optreden van politie en justitie in Albanië volgt. Het gesprek is opgenomen, maar naam, nationaliteit en specifieke functie moeten onvermeld blijven. „Waar blijft het geld, is sinds Watergate de klassieke vraag”, merkt hij op. „Als u uit mijn venster naar alle luxe auto’s kijkt en u en ziet de gebouwen in aanbouw, dan weet u: het is hier een witwasparadijs.”
En al die nieuwe appartementen in pastelkleurtjes aan de Adriatische kust bij Durres? De analist knikt: „De hele kustlijn bij Durres is één witwasoperatie. Volledig, volledig.”
Hij is nog niet onder de indruk van de prestaties van de Albanese opsporingsdiensten. „Ach mevrouw, het gaat erover wie die drugssmokkel organiseert”, haalt de waarnemer zijn schouders op. „Ja, het moratorium op de speedbootjes was geen slechte maatregel. Maar de transportlijnen hebben zich gewoon verlegd. Als morgen de grens met Griekenland goed afgesloten wordt, komt alles wellicht via Macedonië. Voor mijn part via Mars of de maan. Het belangrijke punt is dat de organisatoren hier zitten.”
Hij consulteert zijn Albanese assistent bij de volgende vraag. „Nee”, antwoordt hij dan. „Op dit moment is het niet mogelijk om in de politiek te zitten en buiten het criminele circuit te blijven.” Hij vult aan: „En evenmin is het voor een crimineel mogelijk om te overleven zonder de politiek.” Maar we moeten ons daar niet op blindstaren, anders verandert het nooit, zegt hij. „Het land moet nu door die groeipijnen heen. Dat moeten we maar slikken.”
Buurland Kosovo kent soortgelijke groeistuipen. Criminele netwerken onderhouden banden met legale ondernemingen, met douane en politiediensten en met alle bestuurslagen. Corruptie is wijdverspreid en beschermt de kartels tegen vervolging. Opbrengsten van misdaad worden zonder al te veel moeite doorgesluisd naar ‘bovengrondse’ ondernemingen, winkelcentra, benzinestations en mediaondernemingen.
Hier en daar zijn echter lichtpuntjes. Luitenant-kolonel Fatos Haziri, hoofd van het directoraat tegen georganiseerde misdaad, begon zijn dienst in 2006 met een haast lachwekkend budget van 100.000 euro. Vorig jaar had hij 3,5 miljoen euro. Dat betekent vooruitgang, zegt Haziri, maar hij is evengoed pessimistisch. De regionale samenwerking is al niet goed. „Met Albanië lukt het wel, maar het is minder bij Macedonië en Montenegro, en met Servië werkt het helemaal niet – om politieke redenen.” De meeste smokkel verloopt volgens Haziri via het noorden. „Bij Mitrovica is het zwarte gat van Kosovo. Na de onafhankelijkheid (die Servië niet erkent, red.) hadden we twee grensposten, maar die zijn vernield door criminele bendes. Nu hebben we 38 kilometer onbewaakte grens.”
Toch wil hij niet de Serviërs de schuld geven. Volgens Haziri is met de illegale handel de macht van de georganiseerde misdaad gegroeid. „Kosovo wordt niet meer bedreigd door Servië of enig ander land. Het is nu het functioneren van de rechtstaat dat bedreigd wordt door georganiseerde misdaad, drugssmokkel, corruptie en in de volgende fase wellicht terrorisme.”
Dit is het tweede deel in een serie van drie verhalen over de impact van Afghaanse heroïne in Centraal-Azië, de Balkan en West-Europa.
Antoinette de Jong en Robert Knoth leggen sinds 2004 de impact van heroïne vast langs de belangrijkste smokkelroutes vanuit Afghanistan. Hun project wordt gesteund door de Stichting Democratie & Media, het Fonds BKVB, het NCDO en het Sem Presserfonds voor Documentaire Fotografie. Een boek en een tentoonstelling zijn gepland voor 2012.