Bert Wiersema: Flying high
Boven ons hoofd spuwt de brander een enorme steekvlam in de ballon. Vrienden die eerder zo’n tocht hebben gemaakt, hebben me gewaarschuwd iets op mijn hoofd te doen omdat je anders je hoofdhuid schroeit. Ik draag dus een hoed met brede rand die ik alleen in hete landen mag dragen omdat mijn vrouw het een afschuwelijk hoofddeksel vindt. Ik vind het best staan.
Wat heeft mijn gezin eigenlijk tegen hoeden? Toen ik in Duitsland een leren hoed paste die ik geweldig vond staan, ging er een hoongelach op onder mijn nageslacht en wees mijn vrouw naar haar voorhoofd. Ik heb er nog steeds spijt van dat ik hem niet gekocht heb. Als ik hem deze zomer in Duitsland weer tegenkom dan kunnen ze loeien wat ze willen, en aan de andere kant van de straat gaan lopen, maar dan gaat het wel door. Basta! De hitte van de gasstoten valt trouwens heel erg mee. Algauw bungelt mijn hoed op mijn rug en geniet ik van het adembenemende uitzicht. Willem en ik zetten elkaar eerst eens uitgebreid op de foto. Zo vaak maak je geen ballonreizen. Daarna plaats ik de videocamera voor mijn gezicht en bekijk de wereld door de kleine zoeker. Het gaat geweldig. De wind blaast ons precies in de richting van Ureterp. Daar heb ik tenslotte 25 jaar gewoond. Daar heb ik gewerkt op school. Daar werden Chris en Jorieke geboren. Met enige weemoed denk ik aan mijn eerste twee romanfiguren. Ik ben druk bezig de boeken over het tweetal te herschrijven. Ik heb inmiddels een schrijfcursus gevolgd en wil de tekst grondig verbeteren. Omdat ik D.V. volgend jaar twintig jaar schrijver hoop te zijn, heeft mijn nieuwe uitgever het plan opgevat in ieder geval een Chris en Jorieke-omnibus uit te geven. Als we zo doorvliegen komen we precies over ons voormalige huis heen, waar in mijn boeken Chris en Jorieke woonden. Willem laat zijn kijker zakken. „We komen pal over ons oude huis heen.”