Nieuwe Europese diplomatieke dienst zet wissel om
De nieuw op te zetten Europese diplomatieke dienst is een ongewenste stap in de richting van een Europese superstaat, betoogt Peter van Dalen.
Op 1 december 2009 is het Verdrag van Lissabon in werking getreden. Een van de opvallendste aspecten van dit verdrag is de oprichting van een Europese diplomatieke dienst, de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO).
Vorige week is een principeakkoord bereikt over de opzet van de EDEO. De nieuwe dienst moet het Europese standpunt buiten de Europese Unie gaan neerzetten en, op verzoek van EU-lidstaten, consulaire taken verrichten.
Dat betekent nogal wat! De soevereiniteit van de nationale diplomatie wordt met de EDEO beperkt. Voortaan doet het standpunt van de afzonderlijke EU-lidstaten in den vreemde er nauwelijks nog toe: het gaat om het standpunt van de EU-ambassade en niet meer om dat van de nationale ambassade.
De oprichting van de EDEO laat zien dat de Europese Unie zich niet langer primair met de EU-lidstaten wil bezighouden, maar dat de focus meer en meer ook buiten de EU komt te liggen. De wissel is om. Het motto achter de EDEO is ”Samenwerking Ja, Superstaat Ja”, en dat is juist de richting die de Europese burgers niet op willen. Grote vraag is of de EU-lidstaten zich wel bewust waren van deze forse gevolgen toen zij instemden met het Verdrag van Lissabon.
De EDEO zal in de 136 landen buiten de EU waar nu een EU-kantoor is, een ambassade openen. Er gaan ongeveer 8000 diplomaten werken bij de dienst, die zich met vele beleidsterreinen gaat bezighouden, zoals het buitenlands- en veiligheidbeleid, handelsbeleid en ontwikkelingsamenwerking. Ook zal de EDEO zich inlaten met politiemissies en wordt een waarnemingscentrum opgericht om ontwikkelingen in de wereld te volgen, waarschijnlijk ondersteund door een eigen inlichtingendienst.
De EDEO is in potentie een machtige organisatie. Daarom is getouwtrek ontstaan over de zeggenschap over de nieuwe dienst. In de huidige teksten bestaat hierover nog onduidelijkheid. De EDEO heeft raakvlakken met portefeuilles van meerdere leden van de Europese Commissie. Minstens vier commissarissen hebben belang bij de werkzaamheden van de EDEO. Hoe hun verantwoordelijkheden zich tot elkaar gaan verhouden, is nog niet te overzien.
Daar komt bij dat de commissaris buitenlands beleid, Catherine Ashton, ook hoge vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid van de EU is en in die hoedanigheid voorzitter van de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken. Deze dubbele pet maakt de politieke zeggenschap en verantwoordelijkheid van Ashton eindeloos ingewikkeld.
De meerderheid van het Europees Parlement (EP) heeft vorige week hierover een onwenselijk besluit genomen. De dienst krijgt een eigen financiële boekhouding onder de Europese begroting. Sinds het Verdrag van Lissabon heeft het EP volledige zeggenschap over die begroting. Dus gaat het EP een grote rol spelen bij het bepalen van de financiële speerpunten van de EDEO. De Europese lidstaten hebben daarmee hun diplomatieke lot in de handen van het grillige EP gelegd, ook op gevoelige gebieden als mensenrechten, godsdienstvrijheid en nucleaire ontwapening.
Daarnaast is de meerderheid van het EP de strijd met de Europese Raad en de Europese Commissie aangegaan over de benoeming van diplomaten. Met een verwarrende uitkomst als gevolg. De meerderheid van het Parlement heeft meer politieke benoemingen en meer diplomaten geëist en gekregen.
Beter was geweest wanneer duidelijke afspraken waren gemaakt over het mandaat van de EDEO, en wanneer de zeggenschap bij de Europese Raad had gelegen. Wanneer de EDEO zich alleen zou richten op onderwerpen als internationale handelsovereenkomsten en milieuafspraken, zou dat geen probleem geweest zijn. Op gebieden waar de EU geen of gedeelde competentie heeft, zoals bij defensie en ontwikkelingssamenwerking, zou de dienst zich terughoudend moeten opstellen. Alleen als de lidstaten op deze gevoelige onderwerpen consensus bereiken, zou er op die terreinen een rol voor de EDEO kunnen zijn.
Kortom, de oprichting van de EDEO is een nieuwe stap in de richting van een Europese superstaat. Bovendien is de allerbelangrijkste vraag onderbelicht gebleven: Wat wil de EU bereiken met de EDEO? Gaat het om het versterken van het Europese geluid in de wereld, is het een volgende stap in de Europese integratie of vindt de EU het indrukwekkend dat er een eigen diplomatieke dienst komt, mogelijk aangevuld met een inlichtingendienst?
Deze vraag naar het doel en het nut van de EDEO is onbevredigend beantwoord. Bovendien is de dienst nu in de (budgettaire) handen van het grillige EP gekomen. De EU had er beter aan gedaan de EDEO zo niet op te richten.
De auteur is lid van het Europees Parlement voor de ChristenUnie.