Commentaar: Kenniseconomie
Zeg Oss en je zegt Organon. Naar schatting een op de vijf inwoners van de Brabantse plaats is op een of andere manier betrokken bij de activiteiten van MSD, het Amerikaanse moederbedrijf dat vorige week het ontslag aankondigde van 2175 medewerkers van het voormalige Organon.
Dat is niet alleen bijzonder triest voor de directbetrokkenen en voor de Osse gemeenschap. Het betekent vooral een flinke klap voor de Nederlandse kenniseconomie. De helft van de ontslagen medewerkers zit op de afdeling research en development, die onder andere nieuwe medicijnen ontwikkelt. Meer dan duizend hoogopgeleide onderzoekers komen hierdoor op straat te staan.
Binnen de Nederlandse farmaceutische industrie was de onderzoeksafdeling in Oss een van de grootste. Organon ontleent zijn bekendheid vooral aan de anticonceptiepil, die het bedrijf sinds 1962 op de markt brengt, maar daarnaast produceert het tal van andere medicijnen, zoals antidepressiva en spierverslappers.
De farmaceutische industrie is echter een moeilijke bedrijfstak. Het ontwikkelen van nieuwe geneesmiddelen is een zaak van zeer lange adem. De gemiddelde ontwikkeltijd is twaalf jaar. De vereiste klinische onderzoeken jagen de kosten voor het op de markt brengen van één middel al snel op tot meer dan een half miljard euro. Omdat lang niet alle medicijnen succesvol zijn, moeten bedrijven bovendien op diverse fronten tegelijk ontwikkelen.
Dat is alleen mogelijk bij voldoende schaalgrootte. Moederbedrijf MSD, in Amerika bekend als Merck, is een van de reuzen op dit terrein, maar ontkomt er niet aan op korte termijn de onderzoeksafdelingen te concentreren. Oss valt daarbij buiten de boot.
De onderzoekers op de researchafdeling in Oss hebben nog tot 2012 de tijd om een andere baan te zoeken, maar het is de vraag of ze daarop wachten. Er wordt weliswaar gestudeerd op een nieuw onderzoekscentrum in Oss, maar daar is nog geen goede businesscase voor. De kans is groot dat de uitblinkers onder de onderzoekers intussen in het buitenland aan de slag kunnen.
Twee Rotterdamse hoogleraren waarschuwden vandaag in Het Financieele Dagblad dat er al langer sprake is van verplaatsing van hoogwaardige banen naar het buitenland. Ze verwachten dat die trend eerder toe- dan afneemt, waarbij vooral India en China favoriete vestigingsplaatsen zijn. Ook de Raad voor Werk en Inkomen constateerde vorige week, nog voor het bekend worden van de ontslagen bij MSD, dat hoogwaardige werkgelegenheid uit Nederland verdwijnt.
Er zijn geen harde cijfers die deze braindrain onderbouwen. Toch zijn de signalen zo serieus dat de onderhandelaars die een kabinetsakkoord smeden ze niet naast zich neer mogen leggen. In een tijd van bezuiniging is er veel durf nodig om te investeren in de randvoorwaarden van een goede kenniseconomie: een aantrekkelijk vestigingsklimaat, zowel voor hoogopgeleiden als voor hun werkgevers. Maar als lagelonenlanden niet alleen onze arbeidintensieve processen overnemen maar ook onze kenniswerkers naar zich toe trekken, wordt het economisch langetermijnperspectief voor Nederland wel erg somber.