Naar hogere sferen
Zijn series op tv „even goed” als Shakespeare? En mogen we onderscheid maken tussen „goede” en „slechte” smaak, of alleen tussen jouw smaak en de mijne? De filosoof Roger Scruton uit Oxford verzet zich in zijn boek ”Schoonheid” met kracht tegen cultureel relativisme.
Scruton meent dat erkenning van culturele variatie een universele standaard voor schoonheid niet uitsluit. Hij bespreekt vier soorten schoonheid: menselijke schoonheid als object van begeerte; natuurlijke schoonheid als object van contemplatie; alledaagse schoonheid als object van praktische rede, en artistieke schoonheid als vorm van betekenis en object van smaak. Hij brengt de eerste en de laatste soort met elkaar in verband, en ontwikkelt zo redenen „om te denken dat er uiteindelijk toch een standaard is voor goede smaak.”
Schrijvend over de menselijke schoonheid noemt hij als hoogtepunt de afbeeldingen van de heilige maagd uit de middeleeuwen en de renaissance. Volgens Scruton „een vrouw wier seksuele volwassenheid uitdrukking vindt in het moederschap en die toch onaanraakbaar blijft.” In Maria ziet hij, in christelijke vorm, de platoonse opvatting van de menselijke schoonheid als wegwijzer naar een domein voorbij de begeerte, als symbool van verlossing. Als voorbeelden noemt hij het werk van Fra Filippo Lippi, Fra Angelico en Simone Martini. Van de laatste neemt hij een afbeelding van een indrukwekkende annunciatie (helaas in zwart-wit) in zijn boek op.
Scruton wijst op de rehabilitatie van de seksuele begeerte sinds de renaissance, waardoor een erotische kunst opbloeide. Hij gaat in op de vraag naar het verband tussen erotische kunst en pornografie: „Kunst kan erotisch en tevens mooi zijn, zoals een Venus van Titiaan. Ze kan echter niet mooi en tevens pornografisch zijn.” Bij erotische kunst gaat het om interesse in de belichaamde persoon, bij pornografie om interesse in het lichaam, en die interesses kunnen niet samengaan. „Pornografie is net als slavernij een ontkenning van het menselijk subject.” Hij geeft hierbij een boeiende analyse van de ontwikkeling van de schilderkunst, van ”Begeerte thuis” bij Titaan tot ”Het schaamteloze lichaam” bij Boucher.
In de visie van Scruton bereikt Titiaan „een erotische kunst die sereen is en toch op huwelijksliefde zinspeelt, een kunst die het lichaam volledig vrijwaart van de bezoedelende interesse van de gluurder.” Botticelli’s Venus noemt hij „niet erotisch: ze is een visioen van hemelse schoonheid, een visitatie uit andere en hoger sferen, en een oproep tot transcendentie.”
De opzettelijke ontheiliging van de menselijke gedaante, hetzij door de pornografie van de seks of door de pornografie van dood of geweld, is voor veel mensen een dwangimpuls geworden. Er heerst een verlangen schoonheid te bederven, een soort esthetische beeldenstorm uit te voeren. Het is een poging een wereld te scheppen zonder liefde. Scruton ziet dat als het belangrijkste kenmerk van de postmoderne cultuur, die zo alle gezag verliest en zelf betrokken raakt bij de samenzwering tegen al wat waarde heeft. En toch kan een menselijke wereld niet zonder behoefte aan schoonheid. Hij bepleit daarom een esthetische opvoeding die de liefde voor schoonheid tot doel heeft.
Het is in onze tijd mode laatdunkend te schrijven over orthodox christendom. Scruton doet dat niet. Zo noemt hij Bunyans ”Christenreis” een kunstwerk met „een diepgevoelde morele boodschap […] in een esthetisch geïntegreerd kader. […] Bunyan toont de doorleefde werkelijkheid van de navolging van Christus.” Ook bijvoorbeeld over de puriteinen schrijft hij in positieve bewoordingen. ”Schoonheid” is een verhelderend en sympathiek boek.
Schoonheid, Roger Scruton; uitg. Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 468 0390 5; 240 blz.; € 19,95.