Hoger beroep klokkenluider Bos moet opnieuw
DEN HAAG – De strafzaak in hoger beroep tegen Ad Bos, klokkenluider in de bouwfraudeaffaire, moet worden overgedaan. Dat heeft de Hoge Raad gisteren bepaald.
De raad heeft de zaak verwezen naar het gerechtshof in Amsterdam.
Bos onthulde in 2001 het bestaan van een schaduwboekhouding van wegenbouwbedrijf Koop Tjuchem. Het openbaar ministerie ging echter ook over tot vervolging van Bos zelf, wegens omkoping.
In die procedure viste het OM in hoger beroep achter het net: het gerechtshof in Den Haag verwees de zaak destijds naar de prullenbak omdat er misbruik zou zijn gemaakt van de kwetsbare positie van Bos als klokkenluider. Zo had het OM Bos in de waan gelaten dat hij slechts als getuige werd gehoord in de affaire, terwijl hij uiteindelijk tot verdachte werd gebombardeerd. Bos had er volgens het hof op mogen vertrouwen dat hij niet zou worden vervolgd.
De Hoge Raad deelt die visie echter niet en heeft het door het OM ingestelde cassatieberoep nu gegrond verklaard, wat inhoudt dat Bos nu toch mag worden vervolgd wegens omkoping. Ook het standpunt van het hof dat er inbreuk is gemaakt op het zwijgrecht van Bos schrapte de Hoge Raad gisteren. Volgens Bos en zijn advocaat had het OM hem te laat verteld dat hij verdachte zou kunnen worden, terwijl hij als getuige werd gehoord.
In zijn eigen zaak beschuldigde het OM Bos ervan dat hij een ambtenaar van Rijkswaterstaat had omgekocht met golfreisjes en een bezoek aan het inmiddels gesloten Amsterdamse bordeel Yab Yum.
In 2001 bracht Bos de omvangrijke bouwfraude aan het licht. Uit de schaduwboekhouding is gebleken dat de bouwwereld op grote schaal verboden prijsafspraken maakte. Zijn rol als klokkenluider maakte Bos, destijds leidinggevende bij Koop Tjuchem, brodeloos. In 2009 bereikte Bos met het ministerie van Binnenlandse Zaken een akkoord over een schadevergoeding. Bos had ruim 10 miljoen euro geclaimd. Hoe hoog het uiteindelijk uitgekeerde bedrag is geweest, is niet bekendgemaakt.
In de overeenkomst die de klokkenluider met toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Ter Horst tekende, stond dat het maatschappelijk belang dat Bos heeft gediend „zeer groot” is en dat hij door zijn klokkenluidersrol „een onevenredig zware last heeft moeten dragen.”