De islam onderdrukt uit gewoonte
Een broer die je misbruikt, een vader die je verkracht. En anders wel gewoon een moeder die je voortdurend kleineert. Wat maakt het dat moslimmeisjes in het Westen zo ontzettend vaak het kind van de rekening zijn?
„Weet je wat dit zijn? Handen. En die heb jij ook.” Dat beet een jonge moslimvrouw haar broer toe toen die haar bevel gaf om opnieuw eten klaar te maken omdat het niet naar meneers zin was. Haar opmerking kwam haar op een ongenadige afstraffing te staan, maar spijt had ze niet. Daarvoor was ze te veel overtuigd van de foute elementen in haar cultuur.
Dat geldt voor veel meer moslimvrouwen. Als de geslaagde integratie van moslims in het Westen érgens vandaan moet komen, dan is het wel van meisjes als zij. Van jonge vrouwen die moed tonen en verder willen komen. Al jaren doen zij het in het onderwijs een stuk beter dan de jongens. Dat is heel opvallend. Want moslimmeisjes, die mogen toch juist niks?
Inderdaad. Ze mogen niks. Dat is althans het antwoord dat een heel scala aan boeken over dit thema geeft. En die antwoorden zijn overtuigend, omdat ze zo vaak uit het leven gegrepen zijn. Onderzoeken bevestigen bovendien keer op keer de zwaar achtergestelde positie van veel moslimvrouwen.
Neem Ibtisam, een Marokkaanse vrouw die nu politieagente is in een van de Nederlandse steden. Zij is degene die haar broer toeriep dat hij zijn eigen handen maar moet laten wapperen. Als kind mocht ze niet eens zonder toestemming van vader of broers buiten komen om een boodschap te doen. Schrijfster Renate van der Zee heeft haar waargebeurde verhaal opgetekend in ”Een meisje voor dag en nacht”. Het is een schokkend boek geworden, niet alleen omdat Ibtisam onophoudelijk te lijden heeft onder de agressie van haar vader en broers, maar vooral ook omdat haar broer Rachid zich jarenlang aan haar vergrijpt – terwijl ze nog maar een jaar of zes is als dat misbruik begint.
Of neem Hannah, die als dochter van een Pakistaanse imam opgroeit in het noorden van Engeland. De imam neemt het niet zo nauw met zijn eigen regels; hij verkracht zijn dochter van een jaar of vijf, zes bijna wekelijks. Eerst in haar bed, totdat de smoes van steeds terugkerende bloedneuzen, op een rare plek halverwege het bed, niet langer houdbaar is. Daarna gaat de seksuele marteling, gepaard met heftige mishandelingen, door in een kelder onder het huis. Ook dat verhaal is echt gebeurd. Hannah ontworstelde zich aan haar milieu en schreef haar levensgeschiedenis op in ”De dochter van de imam”.
En wat te denken van Ayaan Hirsi Ali? Zij werd weliswaar niet misbruikt, maar wel door veel mensen mishandeld – variërend van haar grootmoeder die haar op zeer jonge leeftijd laat besnijden tot een Koranleraar die haar „opstandigheid” bestraft met een handgemeen waar ze een schedelbasisfractuur aan overhoudt. Haar persoonlijke verhaal doet ze uit de doeken in ”Nomade”, een prachtig geschreven boek dat voortdurend haar persoonlijke levensgeschiedenis verbindt met de grote thema’s binnen het spectrum van islam en integratie. Het is daarom zonder meer ook het meest belangwekkende boek van de rij.
Mannelijke agressie en onderdrukking: op die punten zijn de geschiedenissen van zowel Ibtisam, Hannah en Ayaan bijna inwisselbaar. De eer van een vrouw is snel geschonden en een geschonden vrouw schendt haar hele familie. Daarom is het voor een meisje zo levensgevaarlijk om te praten met een jongen, want zo begint de verleiding. Met gewoon een praatje maken.
En daarom ook zwijgt een meisje als ze is verkracht of aangerand, zelfs en juist als dat binnenshuis gebeurt. De Pakistaanse imam die zijn dochter verkrachtte, deed dat vrijwel onder de ogen van zijn eigen vrouw. Toch koos zij ervoor om de andere kant op te kijken. Als je erover zwijgt, bestaat het immers niet. En dus zwijgen ook de meiden zelf, ook al maakt dat zwijgen de afgrond iedere keer weer wat dieper.
Wat het lot van deze meiden nóg zwaarder maakt, is volgens Hirsi Ali de rol van Nederlandse hulpverleners, en meer in het algemeen de rol van goedbedoelende westerlingen. Zij proberen zich vaak zó in te leven, dat ze begrip opbrengen voor daders en voor misstanden in een verknipte cultuur. Dat cultuurrelativisme is haar een doorn in het oog. Het door de verlichting gestempelde Westen ís simpelweg beter dan de tribale culturen van de islam.
Dat snijdt meteen een belangrijk probleem aan: Zijn wijdverspreide uitwassen als incest en onderdrukking expliciet aan de islam te koppelen? Of ben je een islamknuffelaar als je dat verband niet logisch vindt? Dan is ex-minister Ella Vogelaar zonder meer een islamknuffelaar. De politica die ooit zei dat ze zich Nederland prima kon voorstellen als onderdeel van een joods-christelijk-islamitische traditie, heeft een boekje geschreven met succesverhalen van migrantenvrouwen. Het boekje is een beetje een allegaartje aan verhalen, maar duidelijk wordt in elk geval wel dat volgens Vogelaar het opgeven van de islam helemaal niet nodig is om je als vrouw aan allerlei vormen van onderdrukking in je cultuur te ontworstelen.
Feit is dat religie niet altijd de oorzaak van de problemen is; je hoeft geen islamknuffelaar te zijn om dat te zien. Maagdelijkheid noemt Hirsi Ali „dé grote obsessie, de neurose van de islam.” Maar eer- en schaamteculturen zijn onder christenen in het Midden-Oosten net zo goed wijdverbreid.
Ook heeft de islam geen monopolie op eerwraak. Op die punten lijkt de botsing zich niet af te spelen tussen de islam en het Westen, maar tussen tribale, collectieve culturen en verstedelijkte, individualistische samenlevingen.
Dat de islam dit soort praktijken echter in stand houdt, moge eveneens duidelijk zijn. Dat er in de Koran tal van teksten aan te wijzen zijn die onderdrukking van vrouwen op z’n minst lijken te legitimeren, valt lastig te negeren. Vrouwenonderdrukking is een kwestie van gewoonte geworden. En daarom is het boek van Hirsi Ali uiteindelijk van veel meer waarde dan dat van Vogelaar. In de huidige praktijk van de islam zitten veel dingen fundamenteel scheef; op theologisch gebied vanzelfsprekend, maar –en dat kan niet genoeg benadrukt worden– zeker ook op cultureel gebied.
Het moslimdenken móét dan ook open, als het aan Hirsi Ali ligt. Dat kan misschien door herinterpretatie van Koranteksten over bijvoorbeeld de vrouw, maar zoals ze zelf al aangeeft moeten daarbij zo’n beetje „alle sleutelteksten” worden herzien. Veel eenvoudiger en directer is wat haar betreft een campagne van verlichting.
Die boodschap krijgt de lezer niet gewoon mee, nee, hij wordt er in haar boek werkelijk ingerámd. Daarin schuilt het gevaar van Hirsi Ali. Door de bijna agressieve manier waarop ze de verlichting promoot, zou je bijna vergeten dat we in het Westen nog nooit zo veel doden en geweld hebben gezien als sinds diezelfde verlichting. Ook zou je bijna vergeten dat er goede argumenten zijn waarmee uitgerekend islamitische terreur aan het verlichtingsdenken kan worden gekoppeld, zoals onder anderen de Britse denker John Gray heeft gedaan. Het idee van zuiverheid en radicaliteit dat al-Qaida koestert, met zijn nadruk op menselijke mogelijkheden, noemt hij ten diepste modern.
Maar als dat zo is, hoe modern is dan het christendom, dat grosso modo wel heeft geleerd dat de wrake niet aan ons toekomt? Interessant is het om te zien hoe anders de vrouwen achter deze boeken zijn gaan denken over de rol van het christendom. Vallen de verschillen op?
Voor Hannah Shah, mishandeld en verkracht door haar vader, luidt het antwoord daarop onomwonden ja. Ze komt in aanraking met christenen die haar helpen om haar leven op de rails te krijgen. Ze ontmoedigen zelfs dat Shah met hen mee gaat naar de kerk omdat ze haar op geen enkele wijze willen pushen, maar uit eigen beweging gaat ze toch mee. Uiteindelijk vindt ze vrede in Christus.
Ook Hirsi Ali ontdekt de grote verschillen tussen christendom en islam. Ze gelooft dat veel moslims ten diepste op zoek zijn naar een verlossende God, naar de christelijke God – maar in plaats van Hem vinden ze Allah. Christelijke kerken hebben daar enorme kansen laten liggen, stelt ze in een niet mis te verstane aanklacht. „Christelijke leiders verspillen tijd en geld met zinloze aanzetten tot een interreligieuze dialoog met zelfbenoemde islamitische leiders en zouden er beter aan doen hun inspanningen te richten op de bekering van zo veel mogelijk moslims tot het christendom, door hen bekend te maken met een God die heilige oorlogen afwijst en uit liefde voor de mens Zijn Zoon heeft gezonden om voor alle zondaars te sterven”, schrijft ze. „Als vrijwilligers vroeger meer moeite hadden gedaan die eerste migranten tot het christendom te bekeren, had de tragedie van de niet te assimileren moslim wellicht kunnen worden voorkomen.”
Prachtig, maar het is vooral onthullend om te zien waaróm ze wil dat moslims christen worden: opdat ze verlicht zullen worden. De kerken die ze voor haar karretje wil spannen, zijn dan ook lievige kerken, waar een moraal van goed doen de boventoon voert. God is welkom, zolang Hij past in het verlichtingsstraatje (en dat is soms behoorlijk smal). Is Hij te groot, dan zijn we beter af zonder Hem.
Dé grote misvatting van Hirsi Ali op dit punt is dat ze grote delen van het christendom als dependance van de verlichting beschouwt. Maar zo blijft er niets over van de ergernis van het kruis, van de principiële tegenstelling tussen christenen en de hun omringende wereld. Wanneer het hedendaagse christendom naadloos in het verlichtingsdenken past, moet met een van beiden wel iets mis zijn. Paradoxaal genoeg past het moderne maakbaarheidsgeloof van de radicale islam, ondanks de achterstelling van vrouwen en tal van andere misstanden, uiteindelijk misschien nog wel beter in de omringende westerse cultuur.
Nomade, Ayaan Hirsi Ali; uitg. Augustus, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 457 0386 2; 320 blz.; € 19,90;
Een meisje voor dag en nacht, Renate van der Zee; uitg. De Geus, Breda, 2010; ISBN 978 90 445 1566 4; 254 blz.; € 18,90;
De verborgen kracht van migrantenvrouwen, Ella Vogelaar; uitg. Balans, Amsterdam, 2010; ISBN 978 94 600 3246 2; 112 blz.; € 9,95;
De dochter van de imam. Het drama achter de voordeur van een vrome moslimfamilie, Hannah Shah; uitg. Arena, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 899 0136 1; 288 blz.; € 18,95.