Cultuur & boeken

Sociale bewogenheid en goed bestuur

Titel:

Dr. O. W. Dubois
9 April 2003 11:57Gewijzigd op 14 November 2020 00:15

”450 jaren Burger-Weeshuys”
Auteur: Ben Endlich; bewerkt door Nanda van der Zee
Uitgeverij: Aspekt, Soesterberg, 2002
ISBN 90 5911 095 1
Pagina’s: 416
Prijs: € 36,98. Weeshuizen behoren tot een verdwenen verleden. Maar eeuwenlang hebben ze een onmisbare functie in de samenleving vervuld. Hier werd ernst gemaakt met de bijbelse opdracht tot zorg voor de zwakken, en de geschiedenis ervan mag niet worden vergeten. Het is daarom verheugend dat de historie van een belangrijk weeshuis als het Amsterdams Burger-Weeshuis is vastgelegd.

Dit is gebeurd door Ben Endlich, die een persoonlijke betrokkenheid bij zijn onderwerp heeft. Van 1898-1908 is zijn vader hier namelijk opgenomen geweest, zodat het Burger-Weeshuis deel is gaan uitmaken van Endlichs familiegeschiedenis. Deze betrokkenheid vormde het motief tot het schrijven van zijn boek ”450 jaren Burger-Weeshuys”.

Endlich geeft een thematisch-chronologisch overzicht van de geschiedenis van het Burger-Weeshuis, dat omstreeks 1520 werd gesticht. Het initiatief hiertoe was uitgegaan van de vroedschap, maar aangenomen mag worden dat de stichting financieel mogelijk is gemaakt door de rijke burgeres Haesje Claesz. In de loop der eeuwen onderging het gebouw verschillende veranderingen. Deze worden uitvoerig beschreven en een en ander wordt aanschouwelijk gemaakt door vele afbeeldingen, die een goede indruk geven van de zorg waarmee alles was ingericht. Voor de liefhebber is dit interessant, maar de meeste lezers zullen meer geïnteresseerd zijn in bestuur en organisatie van het weeshuis en vooral in het dagelijks leven ervan.

Bestuur en dagelijks leven
Het bestuur lag in handen van regenten, terwijl de uitvoerende taken werden verricht door suppoosten en andere functionarissen. De regenten maakten ernst met hun taak, die gezien werd als een werk van christelijke liefdadigheid. Ze vergaderden twee keer per week en waren zeer betrokken bij het welzijn van de wezen, voor wie ze niet alleen hun tijd, maar meerdere malen ook hun geld beschikbaar stelden. Zo schonk regent Faas Elias in 1860 175 eenpersoons ijzeren ledikanten en liet hij op zijn kosten de meisjeskamer stukadoren en schilderen. Geen wonder dat hij geliefd was; bij zijn overlijden in 1864 werd een rouwperiode van dertien weken in acht genomen.

Voor de uitvoerende taken was een heel legertje mensen nodig en de verscheidenheid van functies was groot. Het hoogste uitvoerende gezag berustte bij de directeur. Daarnaast waren er functies als bijvoorbeeld jongensvader, jongensmoeder en meisjesmoeder, belast met het dagelijks toezicht.

Verder waren er allerlei meer specifieke en nauwkeurig beschreven functies, zoals bijvoorbeeld die van de jongensziekenmoeder. Zij moest „met alle bescheidenheid, zorge en oplettendheid de zieken behandelen en alles wat tot hun nut of gemak kan strekken (…) toedienen, en daer de reinheid ook zeer veel toebrengt tot de bevordering der gezondheid der zieken, zal zy ten dien eynde dagelijks het ziekenhuys en departement eygen haer wooning verbonden laaten schoenmaaken, deselve vertrekken van alle onreinigheden laten zuiveren en voor zooveel de omstandigheden der zieken zulks toelaten, het ziekenhuys dagelyks te luchten zetten” (blz.158).

Christelijk leven
Het spreekt vanzelf dat in een microsamenleving als die van het Burger-Weeshuis de discipline streng werd gehandhaafd, maar de auteur benadrukt dat de rechtvaardigheid nooit uit het oog werd verloren en dat alles erop gericht was de meisjes en jongens op te voeden tot goede en deugdzame burgers die volgens de algemeen aanvaarde christelijke normen zouden leven. Bijbellezing en gebed waren vanzelfsprekende onderdelen van het dagelijks leven. Vanzelfsprekend was eveneens de zondagse kerkgang.

Op een van de vele foto’s die in het boek zijn afgedrukt, is te zien hoe de meisjes, natuurlijk in hun zondagse kledij, zich opstelden om naar de Nieuwe Kerk te gaan. Deze en andere mooie foto’s roepen een weemoedige sfeer op van een volstrekt verloren gegaan verleden.

De auteur wijdt ook aandacht aan de kleding van de wezen. Tot in de eerste helft van de twintigste eeuw hebben de Amsterdamse wezen hun geheel eigen kleding gedragen, waarvan de kleurschakering uit rood en zwart bestond. Vooral bij de meisjes was in de loop der eeuwen de kleding steeds sierlijker geworden en uit verhalen van zijn moeder en anderen weet de auteur dat de wezen zeer gesteld waren op hun mooie kleding. Door de schilder N. van der Waay (1855-1936) is deze kleding prachtig weergegeven.

Interessant is het hoofdstuk over beroemd geworden wezen. Van Speijk (1802-1831) was een van hen. Ter herinnering aan zijn heldendaad -liever dan zich over te geven aan de Belgen offerde hij zijn leven door zichzelfen zijn kanonneerboot op te blazen- werd een witmarmeren herdenkingsplaat aangebracht, waarvan de inwijding met veel plechtigheid geschiedde. Ook het Burger-Weeshuis heeft volop deelgenomen aan de Van Speijk-cultus.

Hommage
Endlichs boek is een hommage aan de bestuurders van het Burger-Weeshuis, die sociale bewogenheid en goed bestuur met elkaar hebben weten te combineren en voor velen tot zegen zijn geweest. De toon van zijn boek doet aangenaam aan en Endlich doet recht aan mensen van vroeger; mensen van gelijke beweging als wij, en toch ook weer anders.

Het is echter bijzonder jammer dat de auteur heeft afgezien van voetnoten. Voor de geïnteresseerde leek moge dit van minder belang zijn, voor de historicus is dit een gemis en wordt hiermee afbreuk gedaan aan de betekenis van dit boek als overzichtswerk.

Waardering heeft echter het laatste woord voor dit mooi uitgevoerde en met liefde en dankbaarheid geschreven boek.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer