Opinie

WK voetbal is van de wereld, christen moet er nee tegen zeggen

Christenen moeten het WK voetbal niet beoordelen vanuit het begrip ”afgoderij”, maar vanuit het begrip ”wereld”, reageert ds. M. A. Kempeneers op dr. H. van den Belt (RD van zaterdag). Tegen de wereld moet een christen radicaal nee zeggen, dus ook tegen het WK.

1 July 2010 08:55Gewijzigd op 14 November 2020 11:04
Foto ANP
Foto ANP

In de rubriek Toegespitst van zaterdag belicht dr. H. van den Belt het WK voetbal vanuit het begrip ”afgoderij”. Hij zegt daar behartigenswaardige dingen over, evenals over de dwaasheden die met het WK gepaard gaan. Daar heb ik niets aan toe te voegen.

Toch vroeg ik mij af of het geheel van zijn betoog nu wel zo helder is. Enerzijds doet hij de deur naar het WK dicht. Maar vervolgens gaat hij een aantal nuances aanbrengen, die de deur toch weer op een kier zetten. Nu zijn die nuances wel te begrijpen vanuit zijn vergelijking met de afgoden. Maar de vraag is of we het WK vanuit die gedachte hebben te belichten. Want al zijn er zeker overeenkomsten met de afgoderij, toch zijn het eten van een afgodenoffer en het WK voetbal twee totaal verschillende zaken. Het eerste is noodzakelijk voedsel, het tweede louter amusement.

De lijn vanuit het afgodenoffer creëert tevens een valkuil. Collega Van den Belt schept immers ondanks zijn afwijzing toch 
een mogelijkheid om naar het 
WK te kijken. Als je je maar niet laat meeslepen en maar blijft bedenken dat het een spelletje is. Want dan is de afgod van zijn magische lading ontdaan.

Ik heb met deze gedachtegang echter veel moeite. Niet alleen omdat het vanuit de Schrift en de praktijk aan te tonen is dat een mens dit massa-evenement niet emotieloos kan meemaken, maar vooral omdat de gedachtegang niet adequaat is. We hebben het WK niet primair vanuit het begrip ”afgoderij” te belichten, maar vanuit het begrip ”wereld”. En dan wil ik stellen dat het WK voetbal dé exponent is van wat de Bijbel in 1 Johannes 2:15-17 ”wereld” noemt.

Ik acht het in deze krant overbodig om dat nader toe te lichten, maar ik wil direct de vraag stellen wat volgens de Bijbel onze houding dient te zijn ten aanzien van de wereld en zijn „begeerlijkheid des vleses” en „grootsheid des levens.”

Mozes

We dienen afstand te houden. Of denken wij toch een rok aan te kunnen trekken die van het vlees besmet is (Judas:23)? Mozes kon dat niet en daarom heeft hij door het geloof geweigerd een zoon van Farao’s dochter genaamd te worden. Hij wist dat Gods geboden in Egypte niet tot hun recht kwamen en hij kon de Heere daar niet dienen. Daarom verkoos hij liever met het volk Gods kwalijk behandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben. Mozes kon vluchten, in tegenstelling tot Daniël en zijn vrienden, die ballingen waren. Maar ook zij hebben op bepaalde momenten nee gezegd.

Wij kunnen in de WK-stadions God niet dienen zoals Hij dat van ons vraagt. Wat sommige topvoetballers met hun dankzeggingen na een doelpunt of gewonnen wedstrijd ook menen en wat vele christenen voor hun tv-scherm ook denken.

Counter

Maar wat dan te denken van de sportvoorbeelden die Paulus gebruikt? Wel, dat heeft ermee te maken dat dit het referentiekader was van de pas bekeerde christenen aan wie de apostel schrijft. Ze kwamen uit die wereld en wisten wat Paulus ermee bedoelde. Maar kennen wij de buitenspelregels? En weten wij wat een counter is? Ik moet mij daar eerst in verdiepen, want anders weet ik niet wat dat betekent. Ik ben daar niet mee opgegroeid.

Ging Paulus ervan uit dat die christenen nog steeds die hardloopwedstrijden en boksmatches bezochten? Nee, en daarom hoefde hij er ook niet expliciet tegen te waarschuwen. De christenen uit die tijd werden juist vervolgd omdat ze niet aan de spelen meededen. Want de Romeinen meenden dat dit de toorn van de goden opwekte.

Tertullianus

Toen later toch de klad kwam in die afwijzende houding, werden de kerkvaders niet moe om daar ernstig tegen te waarschuwen. Tertullianus stelt de suggestieve vraag: „Kunt gij met de handen die gij tot God hebt opgeheven, een toneelspeler toejuichen? Kunt gij met de mond waarmee gij ”amen” tot de Heilige hebt gezegd, de gladiator bewieroken?” Bij de eerste christenen was de antithese praktijk en van daaruit hebben de kerkvaders wel degelijk de geheelonthouding gepredikt.

Dat dient de boodschap ook vandaag te zijn. Deze boodschap dient onze gewetens en die van onze kinderen te vormen. Zo’n houding brengt wel een ontzaglijke strijd met zich mee. Maar die goede strijd kent door loutere genade wel een goed einde. Om dan eeuwig te mogen doen waar broeder Van den Belt zijn betoog mee afsloot: jubelen voor God. Strijdt gij om in te gaan!

De auteur is christelijk gereformeerd predikant te Elburg.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer