Op kamers
„Dat heb jij écht nog nooit tegen ons gezegd, hè.” Met dat onze dochter dit zegt, slaat de schrik mij om het hart. Zou ze willen dat ik dat gezegd had; dat ze vooral niet op kamers moet gaan? Heeft ze gemist dat wij het heel fijn vinden dat ze thuis woont?
Daar ga ik dan met mijn goede gedrag. Ik hamer er tegenover anderen altijd op dat tieners moet voelen dat je van hen houdt. En niet zomaar houden van, maar ook nog onvoorwaardelijk. Gewoon omdat je kind je kind is. Hij of in dit geval zij moet voelen dat zij te allen tijde welkom is en dat je prijs stelt op haar aanwezigheid. En ik… heb nooit gezegd dat ze maar niet op kamers moet gaan.
We zitten te bomen over de toekomst: onze dochter, Roos –een van haar vriendinnen– en ik. Nu het laatste jaar op de middelbare school afloopt, ligt er een wereld aan mogelijkheden open. Welke studie, in welke plaats en of het te bereizen is vanuit huis.
Roos weet nog niet wáár het wordt. Die plaats verder weg biedt meer studiemogelijkheden. Maar dan moet ze wel op kamers, wat haar moeder maar niets vindt. Moeder zegt dat haar dochter haar te veel zal missen en dat ze helemaal niet zo lang van huis kan.
Dit verbaast me. Ik heb Roos leren kennen als iemand die goed weet wat ze wil, die het werk in het huishouden ziet, die goed kan organiseren. Voorwaar goede kwaliteiten om op kamers te gaan. En dan zegt haar moeder dat het niets gaat worden met haar?!
„Nou ja”, nuanceert Roos, „Het is natuurlijk omgekeerd. Mijn moeder kan helemaal niet zonder mij, dat is het.”
Ik ontmoet bij de jongedames veel begrip voor de positie van moeder. Zij heeft zich altijd voor 100 procent gegeven voor haar kinderen. Altijd alles voor hen over gehad. Als dat wegvalt, is dat niet niks. Het lijkt een gapend gat.
Logisch dat moeder haar kinderen graag bij zich houdt en ze een gezellig en warm nest biedt. Want daarin is zij heel goed.
Ik hoor dat de meeste klasgenoten thuis weerstand ondervinden als ze opperen om op kamers te gaan. En dan komt die opmerking: „Dat heb jij nog nooit tegen ons gezegd, hè.”
Ik schrik en wil direct van alles goedmaken. Niet door onze dochter te zeggen dat ze vooral niet op kamers moet gaan. Dat zou trouwens ook niet veel zin hebben. Wij wonen wel prachtig centraal in Nederland, maar als de keuze valt op de rand van het land, dan is het al snel een slordige 200 kilometer verderop.
Om het goed te maken met mijn dochter zou ik het vertrouwen in haar plannen kunnen opzeggen. Maar zou ze daarmee geholpen zijn?
Trouwens, ik geloof ook echt dat ze het best zal redden. Niet dat er geen leerpunten zijn, maar die ga ik uiteraard niet aan de grote klok hangen. Daar maken wij thuis zo onze grapjes over. Ongetwijfeld zal ze haar neus wel eens stoten. Maar datzelfde gebeurde bij onszelf toch ook? De praktijk is de goede leermeester.
Opvoeden betekent kinderen tot zelfstandigheid brengen. Toch breekt die tijd nu ineens erg vlot aan. In ieder geval voor een van onze dochters en mogelijk volgt de ander in de loop van het jaar.
Dat vooruitzicht is bepaald geen pretje, want het is zó gezellig thuis met die meiden. Ook dat is onderwerp van grapjes, om maar vast te verwerken dat dit bijna verleden tijd is.
En toch houd ik onze dochters niet tegen. Het is niet de vraag of wíj onze dochters thuis nodig hebben, maar wat voor hen in deze fase goed is. Misschien gaat het gemakkelijk omdat wij zelf tijdens de studie op kamers hebt gewoond. Natuurlijk realiseren wij ons dat er allerlei gevaren zijn. Zullen ze voldoende hebben aan de bagage die ze hebben meegekregen? Is er een vangnet van andere christenen?
Toch is dit soort vragen geen reden om de armen beschermend om hen heen te slaan. De tijd van loslaten breekt onvermijdelijk aan. En hoe spijtig ook voor onze thuissituatie, ze hebben ons daarbij niet meer nodig.
Wat betreft mijn schrik stelt dochterlief me gerust: met die onvoorwaardelijke liefde zit het wel snor. En met haar zelfstandigheid ook wel.
Maar of we a.u.b. wel willen helpen om haar bed, kast en bureau te vervoeren.
De auteur is psychologe en moeder van een zoon van 11 jaar en twee dochters van 16 en van 17. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl