Zelfportret van Multatuli
Met de roman ”Max Havelaar”, die 150 jaar geleden verscheen en die volgens een tijdgenoot een „rilling” door het land liet gaan, vestigde Multatuli (Eduard Douwes Dekker, 1820-1887) voorgoed zijn naam. Maar hij is niet de man van één boek.
Hij heeft veel meer geschreven: brochures, brieven en een vrijwel onafzienbare stroom van gedachten en invallen –die hij ”Ideeën” noemde– over allerlei onderwerpen, waaronder godsdienst, armoede en de positie van de vrouw. Zijn ”Volledige werken” omvatten niet voor niets 25 delen!
De bundel ”Multatuli. Een zelfportret” is een bloemlezing uit Multatuli’s omvangrijke oeuvre, met een specifiek doel: door middel van tekstfragmenten de velerlei facetten illustreren van het leven en het denken van de auteur. Gelet op Multatuli’s veelzijdigheid vormen de drie samenstellers van de bloemlezing een gelukkige combinatie: een neerlandicus (Van der Meulen), een historicus (Fasseur) en een cultuurwetenschapper (Van den Bergh). Zij voorzien de fragmenten van nuttige verbindende teksten en commentaar.
Uit die grote hoeveelheid teksten rijst via de auteur Multatuli een beeld op van de mens Eduard Douwes Dekker: zijn denkwereld, ontwikkeling en levensloop, zijn gecompliceerdheid, zijn veelzijdigheid en zijn beperktheden. Multatuli heeft zelf geen autobiografie geschreven, maar zijn werk is nadrukkelijk verbonden met zijn leven en zit vol autobiografische elementen, al moeten we voor de duiding daarvan voorzichtig te werk gaan: de teksten moeten we niet gaan lezen als objectieve verslaggeving. De samenstellers wijzen terecht herhaaldelijk op het gevaar van vermenging van fictie en non-fictie: bepaalde gebeurtenissen hebben wel „werkelijk” plaatsgehad maar zijn geromantiseerd, fantasie en werkelijkheid lopen door elkaar.
Opkomen voor de zwakkeren, zowel in Nederland als in Nederlands-Indië, is de rode draad in het leven van Douwes Dekker. Reeds in zijn jeugd bezorgde hij bijvoorbeeld een Joods jongetje zijn petje terug –een baret voor de sabbat– dat in het water was gevallen: het publiek keek toe, maar hij trad handelend op. Zo bezien kwam ”Max Havelaar” niet uit de lucht vallen: ook daarin kwam hij op voor de zwakkeren, de arme en uitgebuite inlanders. En Nederlands-Indië bleef hem bezighouden, ook toen hij daar allang weg was.
Ook zijn godsdienstige ontwikkeling is goed uit de opgenomen tekstfragmenten af te lezen. Douwes Dekker was van doopsgezinde afkomst, maar hij kende al vroeg twijfel aan het bestaan van God. Hij werd overtuigd atheïst en stak dat niet onder stoelen of banken. Bekend is zijn gedicht ”Het Gebed van de Onwetende”, dat zo begint:
Ik weet niet of wij zijn geschapen met een doel …
Of maar bij toeval dáár zijn. […]
Wel zag hij bepaalde Bijbelse figuren als zijn grote voorbeeld: Johannes de Doper, wiens eenzaamheid in de woestijn hem aansprak, en Jezus, met Wie hij zich graag als „zaaier” vereenzelvigde. Maar hij zaaide wel ander zaad…
Zo bevat de bundel allerlei bouwstenen voor een ‘zelfportret’ van een schrijver, die steeds met stilistisch meesterschap zijn ideeën doorgeeft over mens en maatschappij. Ideeën die een bonte mengeling vertonen van sympathieke en scherpzinnige, maar ook aanvechtbare en tegenstrijdige gedachten.
Multatuli. Een zelfportret. Het leven van Eduard Douwes Dekker door Multatuli verteld, Dik van der Meulen, Cees Fasseur en Hans van den Bergh (samenst.); uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 351 3436 2; 360 blz.; € 24,95.