Paulus confronteert ietsist met Iemand
Wat kun je als christen zeggen tegen mensen die aangeven niets met God te hebben, maar wel in ”iets” te geloven?
Iemand die aardappels schillen typeert als een religieus moment, werd enkele decennia geleden meewarig aangekeken alsof hij toch wel erg de kluts kwijt was. Tegenwoordig kan zo iemand rekenen op instemmend gemompel. Hoe kan dat? Dat is een vraag die zich opdringt bij het nadenken over het ”ietsisme”, een term die inmiddels al een tiental jaren rondzweeft.
Wie zou vragen wat er dan religieus is aan het schillen van aardappels, kan een breed scala aan antwoorden verwachten. „Ik kom dan heel dicht bij mezelf.” Of: „Ik voel me als ik die aardappels schil verbonden met de mysterieuze kracht die groei genoemd wordt.” Of: „Ik kom los van mezelf en ervaar dan een diepe rust vanuit een energieveld dat me omgeeft.” Deze ervaringen worden zo verbonden met ”iets” in mezelf, in de natuur of zelfs met een onkenbare, mysterieuze ”hogere macht”. Het spectrum van religieuze ervaringen van ietsisten is enorm breed, omdat de vlag van het ietsisme vele ladingen kan dekken. Het varieert van het kijken naar een plantje of een schilderij, een kaarsje aansteken of luisteren naar bepaalde muziek tot het horen van een geestelijk lied of een religieuze toespraak.
Volgens een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is bijna de helft van alle Nederlanders is een ietsist. Welke redenen zijn daarvoor te geven? Ik noem er enkele en geef daarbij een toepassing voor de apologetiek.
In de eerste plaats past het ietsisme uitstekend bij het levensklimaat van de 21e eeuw. De door de wetenschap onttoverde wereld, waarin alleen telde wat onze ratio kon bevatten, is de laatste decennia langzamerhand weer veranderd in een betoverde wereld waarin weer plaats is voor het mysterieuze. Dat je openstaat voor iets religieus wordt positief gewaardeerd en maakt je in de ogen van vrienden en collega’s alleen maar „meer mens’.”
Het is daarom nuttig een ietsist te vragen naar het waarom van zijn geloven in ”iets”. Je doet daarmee de ander recht, toont belangstelling en tijdens het luisteren naar zijn levensgeschiedenis vallen wellicht dingen op, zoals een zoeken naar geborgenheid vanwege teleurstellingen in relaties. Het is belangrijk om in het gesprek met andersgelovigen goed te luisteren en niet meteen de ander te ‘bestoken’ met je eigen waarheid. Toch is het nuttig om hem vervolgens met een vraag te confronteren die ten diepste in strijd is met het ietsisme: de vraag naar redenen. In een tijd waarin ons verstand dreigt te verdrinken in ons gevoel is het noodzaak om het hoofd boven water te houden.
Geestelijke luiheid
In de tweede plaats is het ietsisme populair omdat het veilig het midden houdt tussen atheïsme en theïsme. Mensen deinzen terug voor het platte materialistische leven, maar ook voor de aanspraken van een geloof in God dat allerlei verplichtingen met zich meebrengt, zoals men dat kent (of meent te kennen) vanuit de christelijke traditie.
Geen wonder dat zowel van de kant van atheïsten –de aanduiding ”ietsist” is bedacht door Ronald Plasterk– als van theïsten deze mensen geestelijke luiheid of een gebrek aan eerlijkheid en moed verweten wordt. Je kunt niet op het standpunt van ”iets” blijven staan. Dat is lopen op een evenwichtsbalk en je valt vroeg of laat richting atheïsme of theïsme.
Logisch gezien kan als ”iets” waar is, ”alles” wel waar zijn en kunnen we als ietsist alleen maar een levenslange zoektocht maken zonder echt rust te vinden. Men kan ook omgekeerd redeneren: wanneer ”iets” waar is, wie garandeert dan dat er tussen ”iets” en ”niets” altijd nog weer een ander ”iets” zit? Het is heel goed mogelijk dat ”iets” samenvalt met “niets”. Daar is geen enkele zekerheid over te verkrijgen.
Onbekende god
Kun je in gesprekken aanknopen bij religieuze gevoelens van ietsisten? Ook hier blijkt dat de apologeet Paulus op de Areopagus een duidelijke richting wijst (Handelingen 17). Het polytheïsme van het oude Griekenland heeft ook het karakter van wat we vandaag ietsisme noemen. Iedere vorm van veelgodendom leidt tot ietsisme, zelfs al worden er bepaalde persoonskenmerken aan de goden gegeven. Paulus begint bij de religieuze ervaring van zijn Atheense luisteraars, maar met geen andere bedoeling dan om van ”iets” bij ”Iemand” te komen.
Paulus spreekt de Grieken aan op een altaar dat hij gezien heeft met de inscriptie ”aan een onbekende god” of ”aan een onkenbare god” (17:23). Dat moeten we niet te snel invullen alsof daarbij al sprake is van ”iemand”. Dat lijkt wel zo te zijn als we de Statenvertaling lezen, maar het Grieks geeft een onzijdig betrekkelijk voornaamwoord. Daarom is het beter om het zo te vertalen dat duidelijk is dat ze ”iets” vereren wat ze nog niet kennen (onbekend) of wat ze nooit kunnen leren kennen, maar er wel is (onkenbaar): „Welnu, wat u vereert zonder het te kennen, ik verkondig het u.”
Vervolgens plaatst Paulus niet nog een ”iets” tussen de vele goden die de Grieken kenden. Nee, hij brengt ”Iemand” ter sprake die niet te vergelijken is met ”iets” anders: „De God, Die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is” (17:24). De hoogstpersoonlijke God, Die met ieders leven Zijn relatie heeft in eigen Persoon, „alzo Hij allen het leven, de adem en alle dingen geeft” (17:25). En dan blijkt dat het alles of niets is. Wat is daarvoor beslissend? Deze God zal de aarde oordelen als Rechter. Hij heeft Iemand aangesteld om namens Hem als Rechter op te treden, een „Man, Die Hij uit de doden opgewekt heeft” (17:31).
Zo confronteert Paulus deze ietsisten met Iemand. Voor onszelf is er de vraag of wij in ons spreken en door ons leven wel voldoende duidelijk maken dat het christelijk geloof niet bestaat uit ”ietsen”, maar dat het gaat om een relatie met een Persoon. De God van Abraham, Izak en Jakob is geen optelsom van waarheden. God is geen ”ding” of een abstractie. Als we God bijvoorbeeld omschrijven als „datgene wat groter is dan alles wat we kunnen bedenken”, dan kunnen ietsisten daar zonder meer mee instemmen. Een christendom dat de Waarheid belijdt zonder de doorboorde handen van Jezus en de Voorzienigheid van God losmaakt van de handen van de Vader, verwordt tot een vorm van ietsisme.
Ds. M. J. Kater, christelijk gereformeerd predikant te Sint Jansklooster en docent apologetiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Verder lezen over dit onderwerp:
Gijs Dingemanse, Ietsisme. Een basis voor christelijke spiritualiteit? (Kampen 2005).