Maarten Brand: „Ik ben een regisseur”
Schrijven was altijd al zijn passie. Eerst schreef hij een kinderboek, en onlangs verscheen zijn eerste roman: ”Stille getuige”. Maarten Brand (29): „Vroeger schreef ik ook al opstelletjes, daar moesten m’n broers altijd om grinniken.”
Maarten Brand is iemand van de lijstjes. Hij stuurde zijn uitgever een rijtje met maar liefst tien potentiële titels voor zijn boek. Voor de personages hield hij ‘karakterlijstjes’ bij. „Ik las eens in een schrijfadviesboek dat een personage maximaal vijftien karaktertrekken mag hebben. Door van elk personage elke karakterisering te noteren, ging ik niet die grens over.” Sinds 2000 houdt hij een lijst bij van welke boeken hij gelezen heeft. Trouw noteert hij de titels in notitieboekjes. Het derde boekje is al bijna vol.
De titels in die opschrijfboekjes laten een brede belangstelling zien. Thrillers, romans, literatuur, kinderboeken. Behalve werken van Nijenhuis komen er weinig christelijke romans voor in het rijtje. Brand: „Ik lees verhoudingsgewijs niet veel van wat op de christelijke markt verschijnt.” Zijn roman is echter wel duidelijk voor die markt bedoeld. De zoektocht naar vergeving van zonde en schuld loopt als een rode draad door het boek heen. Brand wilde zijn lezers bewust de boodschap van de grootheid van Gods genade meegeven: „Het zou niet goed zijn als die boodschap niet in mijn boek zou terug te vinden zijn.”
Brand schrijft alleen in zijn vrije tijd. Hij werkt als leerkracht in het speciaal onderwijs, op de Ds. D. A. Detmarschool in Ede. „Een fantastische school”, vindt Brand, „schrijf dat maar op.”
De hoofdpersoon uit ”Stille getuige”, Bram, is aanvankelijk ook werkzaam in het speciaal onderwijs, en later op een gewone basisschool. Heeft u bij het schrijven geput uit uw eigen ervaringen?
„De manier waarop Bram van Ravensteyn met een klas omgaat, zo doe ik dat ook. Het kneden en vormen van een klas is mooi.”
Eerder schreef u een kinderboek, ”Een vriend op het spoor”. Wat is leuker, voor kinderen of voor volwassenen schrijven?
„Een roman schrijven is veel uitdagender dan het schrijven van een kinderboek. Ik schrijf nogal abstract, en dat is minder geschikt voor kinderen. Bij ”Een vriend op het spoor” was ik veel sneller tevreden. Tijdens het schrijven van ”Stille getuige” was ik voorzichtiger, ik had veel meer het idee dat ik op m’n hoede moest zijn voor de lezer. Mensen zijn ingewikkelde psychologische wezens, en je kunt een personage veel te simpel neerzetten. Ik was bang dat ik te naïef zou schrijven.”
Uw boek is anders dan de meeste christelijke boeken. Waar zit ’m dat in?
„Mijn personages wijken allemaal af van wat ‘normaal’ is. Het zijn geen doorsneefiguren. Ook mijn manier van schrijven is wellicht anders. Ik ben er voorstander van om zo veel mogelijk weg te laten; daarom heb ik veel details geschrapt. Ook in dialogen laat ik heel veel weg. Het is aan de lezer om witte plekken in te vullen, ik zet mijn publiek aan het werk. Dat vinden lezers wel eens lastig. Mijn oom belde me pas, en vroeg waarom Bram, de hoofdpersoon, niet ontsteld is bij een plotselinge, cruciale wending in het verhaal. Ik weet zelf eigenlijk niet goed waarom ik die verbijstering niet geschetst heb. Ik denk dat ik onbewust zulke emoties weglaat, zodat de lezer haast verplicht wordt om zo’n passage zelf te interpreteren.”
Hoe kwam u tot het schrijven van dit verhaal?
„Het klinkt heel gek, maar ik ben gewoon begonnen. Zonder plan, zonder onderzoek. Ik ging zitten en typen. Ik heb eens gelezen dat er twee soorten schrijvers zijn: regisseurs en complotteurs. Een complotteur heeft al een volledig verhaal uitgedacht, maakt daar een schrijfplan van en werkt vervolgens dat plan uit. Een regisseur begint gewoon, en al schrijvende ontwikkelen de personages en de verhaallijn zich. Ik ben zo’n regisseur; waar het verhaal heen zou gaan was voor mijzelf ook elke keer weer een verrassing.”
Maar het eerste hoofdstuk laat wel al zien dat een gebeurtenis uit het verleden een centrale rol zal spelen in het verhaal.
„Dat klopt. Het eerste hoofdstuk begint met een politieverhoor. Daarin wordt duidelijk dat Bram al eerder in aanraking is geweest met justitie. De agent vraagt dan: „In verband met…” En toen liet ik Bram zeggen: „Dood door schuld.” Op het moment dat ik dat schreef, besefte ik: dit heeft consequenties voor hele verhaal, maar ik wist nog niet hoe. Bij alles wat je intypt, beperk je jezelf.”
Schuld en de zoektocht naar vergeving lopen als een rode draad door het boek heen. Zijn dat geen uitgekauwde thema’s?
„Dat denk ik niet. Over bepaalde hoofdthema’s kun je altijd wel blijven schrijven. Sowieso krijgt ieder mens wel eens te maken met schuldgevoelens; in die zin is dat heel herkenbaar. En in een boek móét een probleem aan de orde komen, anders is het hele boek niet interessant.”
Uw kinderboek speelt zich af in de tijd dat de eerste stoomtrein in Nederland zijn intrede deed. In ”Stille getuige” geeft Bram een les over de stoomtrein. Heeft u iets met stoomtreinen?
„Nee, maar ik had al eens eerder een verhaal geschreven waarin de komst van de stoomtrein een grote rol speelt. Dat boek is nooit uitgegeven. Ik probeerde in mijn stijl iets te laten zien van het leven van toen. Alles ging in die tijd heel traag, denk maar aan het vervoer per trekschuit. Daarom maakte ik lange zinnen, zodat ook daarin de langzame manier van leven zichtbaar werd. De uitgever vond dat niet zo’n goed idee. Die vond de zinnen te lang, te ingewikkeld en het taalgebruik te archaïsch. Toen heb ik de informatie uit dat boek maar gebruikt voor mijn kinderboek.”
Maar waarom haalt u dan die eerste stoomtrein ook aan in ”Stille getuige?”
„Ik vind het leuk om op die manier te knipogen naar mijn eerdere werk, hoewel weinig mensen dat zullen opmerken. Onlangs heb ik een nieuw verhaal voor kinderen geschreven, en daarin heb ik weer een verwijzing naar ”Stille getuige” gestopt. In dat nieuwe verhaal komt Bram van Ravensteyn aan het einde even opdraven. Bé Nijenhuis, mijn favoriete auteur, stopte ook van die knipoogjes in zijn werk. Het is leuk om daarmee te stoeien.”
Is Nijenhuis uw voorbeeld?
„Niet helemaal. Zijn schrijfstijl vind ik erg mooi, maar in zijn cynisme gaat hij te ver. Daar kan ik wel van genieten, maar ik zou het zelf niet willen schrijven.”