Opinie

AOW-plan sociale partners mager onderbouwd

Het plan van de sociale partners om de AOW-leeftijd te verhogen is nog onvoldoende onderbouwd, vindt Chris Baggerman.

14 June 2010 07:29Gewijzigd op 14 November 2020 10:53

De komende jaren staat de samenleving voor een drietal uitdagingen: het terugdringen van het financieringstekort van 39 miljard euro, het verminderen van de staatsschuld van 350 miljard euro en het opvangen van de gevolgen van de vergrijzing met als gevolg krapte op de arbeidsmarkt.

Kabinet en sociale partners bakkeleien al enkele jaren over de vraag of de AOW-leeftijd verhoogd moet worden en in welk tempo. Vriend en vijand waren het met elkaar eens dat er iets moest gebeuren. Alleen de ‘aanvliegroutes’ verschilden, met als gevolg een forse botsing, die ertoe leidde dat het kabinet dit voorjaar met een eigen wetsvoorstel kwam. Door de val van het kabinet werd Donners wetsvoorstel controversieel verklaard. Sociale partners roken hun kans en sloten een akkoord.

Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden was het voor de RMU geen vraag of de AOW-leeftijd en de pensioengerechtigde leeftijd omhoog moesten, maar wel op welke wijze. Wat de RMU betreft zou de AOW-leeftijd vanaf 2015 geleidelijk moeten worden verhoogd met één maand per jaar, zodat die in 2039 op 67 jaar ligt.

Weliswaar is er nu afgesproken, dat de AOW-leeftijd vanaf 2020 66 jaar moet worden, maar over de volgende stap wordt een slag om de arm gehouden. In 2015 willen sociale partners bezien of de AOW-leeftijd in 2025 naar 67 jaar moet. Het is dus nog maar de vraag of deze stap, drie of vier kabinetten verder, ook echt gezet wordt.

De RMU heeft sterk ingezet op keuzevrijheid. Met andere woorden: iedereen moet kunnen blijven kiezen om al dan niet met een lagere of een hogere AOW-
uitkering op 65-jarige leeftijd te stoppen. Voor mensen met een modaal inkomen (32.500 euro per jaar) stelt de RMU voor om die een compensatie te geven voor de lagere AOW-uitkering. De gemiddelde levensverwachting voor lagere inkomens en slijtende beroepen ligt in het algemeen lager dan voor personen met midden- en hogere inkomens. Eerstgenoemden genieten relatief korter van de AOW.

Het lijkt een vondst van de sociale partners om afspraken te maken over de welvaartsvastheid van de AOW. Wie vanaf 2020 op zijn 65e ophoudt met werken, krijgt een uitkering, maar die is, per jaar vervroeging, wel 6,5 procent lager. Voorgesteld wordt om de stijging van de AOW vanaf 2011 jaarlijks te koppelen aan de verdiende lonen (salaris inclusief periodieken, bonussen, dertiende maand et cetera) in plaats van aan de cao-lonen. Hierdoor zou de AOW-uitkering per jaar gemiddeld 0,8 procent meer waard worden. De redenering is dan: door eerst negen jaar lang een hogere AOW-uitkering te realiseren voor iedereen, is een korting van 6,5 procent in 2020 niet zo pijnlijk, zodat iedereen toch de keuze kan blijven maken om met 65 jaar te stoppen met werken.

De grote vraag is echter: wie gaat de rekening betalen? Er moet in ieder geval een betere financiële onderbouwing van de plannen komen. Het lijkt erop dat de sociale partners als factuuradres de rijksschatkist hebben gekozen. Daarom houdt de RMU toch maar vast aan haar voorstellen om de AOW-leeftijd op een duurzame en verantwoorde wijze te verhogen.

De auteur is coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij de RMU.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer