Chinese arbeider emancipeert langzaam maar zeker
PEKING (ANP/RTR/DPA) – Een golf van zelfmoorden bij het Chinese bedrijf Foxconn en een reeks stakingen bij Chinese toeleveranciers van autofabrikant Honda hebben de laatste tijd tot ongekend hoge salarisstijgingen voor Chinese fabrieksarbeiders geleid.
Volgens experts is er langzaam maar zeker sprake van een emancipatie van de Chinese arbeidersklasse.
Woensdag begon het personeel van een toeleverancier van Honda in het zuiden van China aan de derde dag van een staking. Twee fabrieken van Honda liggen daardoor stil. De fabrieksarbeiders zijn extra gemotiveerd, omdat hun branchegenoten onlangs met een staking een loonsverhoging van 24 procent wisten te bedingen. Drie dagen actievoeren is erg lang voor Chinese begrippen; meestal grijpt de overheid bij dergelijke acties snel in om sociale onlusten te voorkomen.
De grootste economie van de wereld heeft te maken met een arbeidsmarkt die onderhevig is aan sterke veranderingen. Het afgelopen decennia was er een overschot aan goedkope arbeidskrachten en trokken mensen massaal van het platteland naar de steden om een baantje in een van de vele fabrieken te bemachtigen, die toen als paddenstoelen uit de grond schoten.
Door de eenkindpolitiek en de nog altijd grote banengroei ziet China zich nu geconfronteerd met een tekort aan laagopgeleid fabriekspersoneel. De nieuwe generatie Chinezen is beter opgeleid en heeft dan ook hogere verwachtingen en hogere eisen dan hun ouders. Ze nemen geen genoegen met de laagste lonen en zullen eerder een vuist maken tegen een veel te hoge werkdruk.
Met een gemiddelde salarisstijging van 8 procent per jaar, gaan de Chinezen er voor Nederlandse begrippen fors op vooruit. Het probleem is echter dat deze stijging geen maat houdt met de groei van de economie, die dubbel zo snel groeit. „De Chinese salarissen zijn op een erg laag niveau blijven steken. Dit heeft zijn tol geëist bij de binnenlandse consumptie”, zei Yang Yiyong, directeur van een toonaangevende denktank in China. De Chinese regering geeft de binnenlandse consumptie de laatste jaren steeds meer prioriteit, in plaats van zich enkel op de belangen van de export en buitenlandse investeerders te richten.
De voorbeelden van elektronicaconcern Foxconn en Honda zijn maar een fractie van een breed scala aan fabrieken die onder druk van het personeel en de publieke opinie bereid zijn om de lange werktijden en zware omstandigheden te compenseren met een beter salaris.
Inclusief overuren werkt de gemiddelde Chinese fabrieksarbeider 60 uren per week. Zijn salaris ligt tussen de 1000 en 1900 yuan per week (120 à 220 euro). De groeiende ontevredenheid onder de arbeiders heeft er al toe geleid dat enkele Chinese provincies het minimumloon willen verhogen met 12 tot 28 procent. Nergens in China komt het minimumloon echter boven de 1120 yuan (133 euro) uit, waardoor de vraag rijst of deze politiek de onrust onder de arbeidersklasse zal oplossen.