Commentaar: Maagzuurremmers
Politieke partijen zoeken naarstig naar mogelijkheden om te bezuinigen. Ook de zorgsector zal ermee te maken krijgen. Zo hebben de PvdA en de VVD het voornemen –als zij deel gaan uitmaken van een volgende regering– om de vergoeding van maagzuurremmers via het basispakket stop te zetten.
Een lucratief plan, want deze middelen gingen de afgelopen jaren in steeds stijgende aantallen over de toonbank van apotheken. In 2009 slikten een kleine 2 miljoen Nederlanders maagzuurremmers en werden voor deze middelen 10,8 miljoen recepten uitgeschreven, zo blijkt uit recente cijfers van de Stichting Farmaceutische Kengetallen. Daarmee zijn deze medicijnen de laatste jaren procentueel de grootste omzetstijgers. De totale uitgaven aan maagzuurremmers bedroegen vorig jaar 222 miljoen euro.
Deze maagmiddelen, waarvan Losec en Pantoprazol de kaskrakers zijn, worden vaak voorgeschreven vanwege klachten van zuurbranden, waarbij het onderste gedeelte van de slokdarm het zwaar voor de kiezen krijgt (refluxziekte). Een andere veelvoorkomende reden vormt het slikken van medicijnen, bijvoorbeeld voor hart- en vaataandoeningen of reuma, die het maagslijmvlies kunnen beschadigen. Maagzuurremmers moeten dat risico binnen de perken houden.
Dat is dan ook de invalshoek van het CDA, dat er handig op wijst dat het schrappen van de maagzuurremmers uit het basispakket door PvdA en VVD zal leiden tot meer complicaties en dus hogere zorgkosten. Weg beoogde bezuiniging.
Hoe veilig de maagzuurremmers bij het CDA trouwens zijn, zal nog moeten blijken, want in het voorjaar van 2009 zinspeelde ook minister Klink op de mogelijkheid deze middelen uit het basiszorgpakket te halen. De Nederlandse maag-darm-leverartsen waren daar toen niet blij mee en staken dat niet onder stoelen of banken.
Overigens is daarmee niet gezegd dat er op dit gebied geen bezuinigingen mogelijk zijn. Interessant in dit verband zijn de uitkomsten van promotieonderzoek in 2008 onder 203 langdurige slikkers van maagzuurremmers. Zij gebruikten al minstens een jaar deze medicijnen, maar hadden deze medisch gezien niet langdurig of dagelijks nodig.
De deelnemers kregen gedurende een kwartaal twee potjes met pillen mee naar huis. Uit het eerste potje namen ze iedere dag een pil, uit het tweede potje mochten ze alleen een tablet innemen om opspelende klachten te onderdrukken. Bij de meeste deelnemers zat in het eerste potje een nepmiddel en in het tweede potje een maagzuurremmer, bij de overigen was het net omgekeerd.
De studie liet zien dat bijna een op de vijf patiënten ook met een nepmiddel maagklachtenvrij bleef. Zij zouden dus kunnen stoppen met het gebruik van zuurremmers. Een derde verminderde het gebruik naar twee tot zes tabletten per week, de helft had dagelijks de zuurremmers nodig.
Een kritischer voorschrijfbeleid van maagzuurremmers zou, gelet op deze resultaten, dus geen kwaad kunnen. Ook niet gezien de stijging van het aantal recepten voor zuurremmers gedurende de afgelopen jaren.
Overigens is er al het nodige gebeurd. Zo hebben zorgverzekeraars besloten binnen bepaalde groepen geneesmiddelen slechts één of enkele varianten te vergoeden. Ondanks de omzetstijging zijn de totale kosten voor maagzuurremmers daardoor fors gedaald.
Echter, dure maagzuurremmers worden momenteel nog volledig vergoed. Daar valt op te besparen door het instellen van een lagere vergoedingslimiet. Dat is een betere maatregel dan het schrappen van medicijnen uit het basispakket met het risico van meer complicaties bij patiënten, meer lijden en hogere zorgkosten.