Bert Wiersema: Enorm-mega-kolossaal stadion
De veren van het bed kraken als ik mijn benen over de rand gooi en mijzelf wakker geeuw. Ik schuif het gordijn aan de kant en kijk op het piepkleine binnenplaatsje midden in dit woonblok in Barcelona. Een buurvrouw haalt net de wasmachine leeg, die hier gewoon buiten staat.
Mijn vrouw kreunt zich ook uit bed en samen strompelen we naar de keuken voor het ontbijt. Onderweg bonk ik op de kamerdeur van de jongens. Thuis kunnen ze met gemak de hele morgen in bed liggen, maar dat gaat hier niet gebeuren. Lamzakken kun je thuis wel weer doen.
Verbazend vlot melden de heren zich voor het ontbijt. De verder onzichtbare huisbazin heeft broodjes, bolletjes en muesli klaargezet. Al smikkelend vouw ik de kaart open. Wat gaan we vandaag doen?
Willem wijst op de kaart. Het stadion van FC Barcelona?
Wat is daar nou aan te zien? Nou volgens jongens op school is dat zelfs voor mensen die niks met voetballen hebben iets bijzonders.
Ik heb niks met voetballen, maar wel met het schrijven van boeken. Zou je met zo’n stadion iets kunnen in het verhaal dat ik hier ga verzinnen? In deel twee van Simons Spectrum, dat binnenkort verschijnt, ontmoeten Steven en Kirsten een rijke baron die in België woont. Als zijn zoon nou eens ontvoerd wordt? Kun je zoiets in een stadion laten gebeuren? Of is het een geschikte plek om losgeld over te dragen? Toch maar eens een kijkje nemen.
We nemen de metro bij de Sagrada Familia en in no time stappen we bij het stadion uit. Goeiendag zeg. Wat een kolos! We wandelen naar de ingang waar blijkt dat je moet betalen om binnen te komen. Dan heb ik liever een ijsje, zegt mijn vrouw. Ik weet dat ze daar een sorbet mee bedoelt.
Nelie zoekt een terrasje en wij, mannen onder elkaar, gaan het stadion in. Met dranghekken is een route uitgezet. Eerst zie je de kleedkamers van de tegenstander, met bubbelbaden en alle toeters en bellen. Heel wat luxer dan de kleedkamer van het fitnesscentrum waar ik wekelijks met de grootst mogelijke tegenzin mijn programma afwerk.
In de gang waar de spelers naar het veld gaan is zelfs een heuse kapel, waar we hoofdschuddend een blik in werpen. Even later staan we knipperend tegen het felle zonlicht onderin het stadion naast hokjes waarvan mijn zonen mij vertellen dat het dug-outs zijn.
Het stadion is inderdaad overweldigend groot. Ik ben in het Colosseum in Rome geweest, dat kan hier wel in koprollen. Toch maakte dat op een andere manier indruk. In Rome keek ik naar het veld en besefte dat honderden jaren geleden daar medechristenen voor de leeuwen werden gegooid. Misschien hebben de tegenstanders van FC Barcelona ook wel het gevoel dat ze voor de leeuwen worden gegooid als ze hier binnen komen en 120.000 supporters van de tegenpartij hen beginnen uit te joelen, maar dat kun je natuurlijk absoluut niet met elkaar vergelijken.
Het gras wordt vertroeteld met verrijdbare hoogtezonnen. De tocht gaat verder langs VIP-rooms en perskamers. We komen drie keer op verschillende hoogtes de tribunes op en in de glazen tribune waar de pers tijdens wedstrijden zit. Er is ook een museum met duizenden bekers, voetbalschoenen en shirtjes van beroemdheden. Hier worden de ‘voetbalgoden’ van het heden en het verleden uitbundig vereerd.
Bijna duizelig wankel ik een uur later naar buiten. Mijn vrouw zit genietend in het zonnetje. „Nou, was het wat?”
„Ja, best wel”, zeg ik terwijl ik jaloers naar haar lege sorbetglas kijk. „Misschien kan ik er nog wat mee voor mijn boek.”