Verlangend naar God, maar toch gevangen in verzet
Wat is er mis met andere religieuze opvattingen?
Levend in een samenleving waarin we met allerlei religieuze opvattingen en gevoelens in aanraking komen, is dit een actuele vraag. Naast de bekende en vastomlijnde godsdiensten, zoals islam, boeddhisme en hindoeïsme, zijn er allerlei andere vagere en vrijere vormen van religie. Mensen stellen graag hun eigen spirituele en morele ‘menu’ samen dat bij hen past en hun goeddoet.
Onze postmoderne samenleving stimuleert ons daarin ook van alle kanten. Enerzijds worden we aangespoord om aandacht te besteden aan de geestelijke dimensie van het bestaan, anderzijds wordt ons bijna bezworen dat ieder wel vrij moet zijn om dat zelf in te vullen. Met als gevolg een breed pallet van religieus ”ietsisme”.
Velen ervaren dit als een verrijking. Het is in ieder geval erg populair om al die religieuze overtuigingen op te vatten als gelijkwaardige pogingen om inhoud en zin te geven aan het bestaan. En als verschillende benaderingen van hogere waarheden, die ten diepste onkenbaar zijn. Niemand heeft het laatste woord. Dus geef elkaar de ruimte.
In zo’n klimaat klinkt de vraag: „Wat is er mis met andere religies?” bijna als een vloek. Toch ontkomen we er niet aan deze te stellen. Tenzij we ervan uitgaan dat het christelijk geloof ook maar een opvatting is, die in principe inwisselbaar is met andere overtuigingen. Ik ben daar nog niet aan toe. Sterker, sinds ik door de Heilige Geest werd overtuigd van de waarheid van het Evangelie is dat voor mij een onmogelijke optie geworden.
Met dit geloofsstandpunt wordt tegelijk vastgesteld vanuit welk perspectief de bovenstaande vraag wordt gesteld en beantwoord. Inderdaad, vanuit het gelijk van de Schrift als exclusieve openbaring van God.
Zonder zo’n objectieve basis zou het overigens ook onmogelijk zijn de vraag te stellen, laat staan hem te beantwoorden. Je zou dan alleen op persoonlijke gronden al dan niet voor de ene of ander opvatting kunnen voelen. Maar je verliest de norm op grond waarvan je een oordeel kunt vellen over andere religies.
In principe is alles dan om het even en ligt de waarheid in het midden. Er zou alleen iets mis zijn wanneer men in zijn religieuze handelen juridisch over de schreef gaat. Dat laatste te bepalen is echter een taak van de overheid met haar ‘neutrale’ houding ten aanzien van religie.
Stil en gerust leven
Zonder daar nu uitgebreider op in te gaan, is het overigens binnen een democratisch bestel wel een groot goed dat de waarheid in het midden blijft liggen en daarmee de godsdienstvrijheid is gegarandeerd. Volgens Paulus is het in deze wereld (dus buiten de theocratische grenzen van Israël) de hoogst haalbare zegen als we leven onder een neutrale overheid, die niet uitmaakt wat er ‘mis’ is aan religieuze opvattingen, maar haar onderdanen de ruimte geeft om een „stil en gerust leven te leiden in alle godsvrucht en eerbaarheid” (1 Tim. 2:2). In onze Nederlandse context wordt het gebed daarom steeds urgenter. In de samenleving zijn we, ook en juist als overtuigde christenen, geroepen om op een respectvolle wijze met andere religieuze overtuigingen en uitingen om te gaan.
Dit neemt niet weg dat voor een christen de vraag: „Wat is er mis met andere religies?” actueel blijft en om een antwoord vraagt. Innerlijk overtuigd van de waarheid is het voor een christen niet om het even. Het geschonken geloof is in principe de gegeven norm, waaraan andere opvattingen worden gemeten en beoordeeld. Op basis daarvan trek ik nu enkele hoofdlijnen.
Ik geloof dat elke religie op de een of andere manier een antwoord is op openbaring van God. De mens is geschapen in relatie tot Hem, maar van onze kant is die relatie grondig verstoord. God laat Zich echter niet over de rand van de werkelijkheid duwen. Met andere woorden: we zijn en komen niet van Hem af. Hij blijft Zich met deze wereld en ons leven bemoeien. Er wordt keer op keer iets zichtbaar van Zijn voorzienige regering en de realisering van Zijn Koninkrijk.
Op de een of andere manier worden we dan ook voortdurend geconfronteerd met die ”andere werkelijkheid” die ons platte bestaan te boven gaat. Deze openbaring van God ligt aan de basis van eeuwenoude wereldreligies en hedendaagse religieuze gevoelens. Ze raakt ons, omdat we gemaakt zijn om in relatie te leven. Ze maakt bij ons als ontheemde mensen een verlangen gaande. Tegelijk zijn en blijven we vijanden van God. Verlangen en verzet gaan dus hand in hand. En in die combinatie ontwikkelt zich de religie.
Daarin is altijd sprake, hoe subtiel soms ook, van twee sporen. Aan de ene kant verlangt men naar houvast en geborgenheid, wil men er beter van worden, hier en nu en hierna, en is men uit op herstel van de relatie, hoe dan ook. Via offers en rituelen, spirituele oefeningen, een vage of een uitgesproken moraal.
Oerzonde
Tegelijk zitten we gevangen in die vijandige verhouding. Met als gevolg dat we in principe altijd (in de regel onbewust) bezig zijn om onze ‘Vijand’ op onze hand te krijgen, aan onze kant, in onze macht. Via rituelen en moraal proberen mensen het ”Hogere” zo te manipuleren en te bezweren dat Het hun goed moet doen en geen kwaad kan doen. Via mystieke vormen van spiritualiteit trachten mensen één te worden met het goddelijke (de oerzonde!) en zodoende het ultieme –wat dat ook mag zijn– te bemachtigen.
In dit kader van verlangen en verzet passen ook alle vrijblijvende en eigenmachtige invullingen van het religieuze, tot en met het christelijke toe: jij maakt de dienst uit en God (wie dat ook mag zijn) moet maar afwachten. En is dat niet genoeg, dan maar niet.
Wat is er mis? Ons religieuze streven komt de vijandschap niet te boven. Het blijft steken in het kruiperige of eigengereide. In angst en hooghartigheid. Als mensen ”er alles voor over hebben” is dat wel een bewijs van hun authenticiteit, maar niet van hun gelijk. Paulus had dat ook en was overtuigd dat het niet beter kon (Fil. 3:4 e.v.). Maar in de ontmoeting met Christus bleek het „schade en drek.” Omdat het alles was, behalve liefde. Het enige wat toen overbleef was: Christus, Die onze vijandschap verzoend heeft aan het kruis. Daar bloeit de ware religie op: „Wij hebben Hem lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad” (1 Joh. 4:19).
Dr. P. J. Visser, hervormd predikant te Amsterdam.
Verder lezen over dit onderwerp:
J.H. Bavinck, Religieus besef en christelijk geloof. Kok, Kampen, 1989.
Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl