Commentaar: CDA-mythes
De politiek kent vele mythes. Een ervan is die van de onoverwinnelijke Balkenende. Het beeld is ontstaan nadat de CDA-leider drie overwinningen op rij boekte, te weten de Kamerverkiezingen van 2002, 2003 en 2006.
En denk nu niet dat de huidige ongunstige peilingen bewijzen dat het dit keer mis gaat lopen, hielden CDA-spindoctors ons tot voor kort voor. Nee, onze ”JP” is een echte comebackkid. Ook in 2006 zagen de peilingen er ongunstig uit. Maar wat zag je? Tot verrassing van velen fikste Balkenende het opnieuw. Hij liet de PvdA mijlenver achter zich.
Dit verhaal behelst echter een niet op feiten gegrond wensdenken. Want wie de verkiezingscampagne van 2006 bekijkt, ziet dat die onvergelijkbaar is met de huidige. Het is zeker niet zo dat het CDA toen, kort voor de verkiezingen, laag stond in de peilingen. Nee, het herstel van het CDA begon zich al weken voor de stembusgang bij De Hond en consorten af te tekenen.
Dit keer is een omgekeerde beweging zichtbaar. Het CDA verliest met de week of met de dag virtuele zetels. Vandaar dat de partij zich weliswaar naar buiten toe groot houdt, maar intern de moed heeft laten zakken. De geschiedenis herhaalt zich blijkbaar niet. Of het zou de geschiedenis van 1994 moeten zijn.
Dat brengt ons op een tweede CDA-mythe die bij nadere beschouwing evenmin standhoudt. Die luidt –enigszins gechargeerd–: de partij kreeg in 1994 zware klappen en verloor twintig Kamerzetels. Daarna begon een barre tocht van ruim zeven jaar door de oppositiewoestijn. De christendemocraten verloren de moed echter niet, gingen zich onder leiding van de wetenschappers Balkenende en Klink ideologisch herbronnen, en kwamen in 2002 bovendrijven als de enige partij met een heldere visie op mens en samenleving en als de enige partij die werkelijk durfde te hervormen.
Dit verhaal bevat kernen van waarheid, maar tevens een groot stuk kleuring en verfraaiing van de werkelijkheid. Dat Balkenende in 2002 de verkiezingen won, had niet zo veel te maken met ideologische herbronning of een proces van inwendige versterking bij het CDA, maar alles met de politieke en maatschappelijke context van dat moment. Na de moord op Fortuyn zocht een groot deel van het electoraat rust en stabiliteit. Die dacht men vooral te vinden bij het oude, vertrouwde CDA; een partij die in dat jaar bovendien uitkwam met een nieuwe, frisse en degelijke lijsttrekker. In 2003 en 2006 was het vooral de tweestrijd met PvdA-leider Bos die Balkenendes CDA tot grote hoogte opstuwde.
Het valt te vrezen dat de verblijdende verkiezingsuitslagen van die jaren een vertekening van de realiteit lieten zien en dat het CDA door omstandigheden een aantal Kamerzetels behaalde dat royaal boven zijn natuurlijke omvang lag. Die natuurlijke omvang van de partij ligt in onze geseculariseerde maatschappij waarschijnlijk niet hoger dan een krappe dertig zetels.
Dat is, helaas, de harde werkelijkheid. Een werkelijkheid die door Bijbelgetrouwe christenen alleen maar diep betreurd kan worden, omdat zij ons landsbestuur alleen maar verder kan afvoeren van een oriëntatie op Bijbelse waarden en normen.