Bert Wiersema: Rovers op de Ramblas
De metro brengt ons naar het grote centrale plein van Barcelona. Hier begint de belangrijkste straat van de stad, de Ramblas.
In de reisgids heb ik gelezen dat hier veel levende standbeelden staan en dat er bloemen en vogeltjes verkocht worden. Ik dacht dat wel alleen in het toeristenseizoen zo zou zijn. Maar dat is niet waar. Tientallen vreemd uitgedoste figuren staan roerloos op hun sokkels. Sommige zijn bijna niet van echte beelden te onderscheiden. Ook als je dicht bij komt verroeren ze geen vin. Of plotseling wel, wat grappige schrikreacties bij het publiek teweegbrengt. Ook de vogeltjes en de bloemen zijn aanwezig, wat de straat iets gezellig geeft.
„Zullen we hier wat eten?” stelt mijn vrouw Nelie voor. We zien een pizzatent die er niet al te duur uit ziet. We wijzen elk een stuk pizza aan en lopen naar de kast met gekoelde frisdranken. Mijn jongste zoon Willem en ik pakken een blikje bier. Maar de man achter de balie schudt zijn hoofd en zwaait met zijn vinger. Hij wijst op een tapkraan. „Much better, sir.” Voor ik er over nadenk knik ik grootmoedig, wat hem een vette lach ontlokt. „I bring you.” Ik realiseer me dat ik hem carte blanche heb gegeven en daar krijg ik spijt van.
Even later worden onze vier pizzapunten op het terras gebracht. Op het blad prijken twee bierpullen waar ze in Duitsland nog wat van kunnen leren. De blikjes van mijn vrouw en van Rutger zien er ineens heel petieterig uit. Willem grijnst. Hij is 18 en dan vind je kwantiteit nog heel belangrijk „Niet slecht.”
„Wat heb je nou gedaan?” wil mijn vrouw weten. Ik leg uitvoerig uit hoe het gegaan is en dat dit de bedoeling niet was. En wat maakt het uit? Het is vakantie. De maaltijd en ook het bier smaken uitstekend en op een terrasje mensen kijken is altijd leuk.
Als ik binnen ga afrekenen, mag ik 8 euro per glas betalen. Ik laat me niet kennen en betaal zo nonchalant mogelijk in mijn portemonnee kijkend. 8 euro! Stelletje struikrovers.
„En wat kostte dat nou?” vraagt Nelie als ik mij weer op mijn stoeltje laat zakken. „Geld,” brom ik.
Enorm-mega-kolossaal stadion
De veren van het bed kraken als ik mijn benen over de rand gooi en mijzelf wakker geeuw. Ik schuif het gordijn aan de kant en kijk op het piepkleine binnenplaatsje midden in dit woonblok in Barcelona. Een buurvrouw haalt net de wasmachine leeg, die hier gewoon buiten staat.
Mijn vrouw kreunt zich ook uit bed en samen strompelen we naar de keuken voor het ontbijt. Onderweg bonk ik op de kamerdeur van de jongens. Thuis kunnen ze met gemak de hele morgen in bed liggen, maar dat gaat hier niet gebeuren. Lamzakken kun je thuis wel weer doen.
Verbazend vlot melden de heren zich voor het ontbijt. De verder onzichtbare huisbazin heeft broodjes, bolletjes en muesli klaargezet. Al smikkelend vouw ik de kaart open. Wat gaan we vandaag doen?
Willem wijst op de kaart. Het stadion van FC Barcelona?
Wat is daar nou aan te zien? Nou volgens jongens op school is dat zelfs voor mensen die niks met voetballen hebben iets bijzonders.
Ik heb niks met voetballen, maar wel met het schrijven van boeken. Zou je met zo’n stadion iets kunnen in het verhaal dat ik hier ga verzinnen? In deel twee van Simons Spectrum, dat binnenkort verschijnt, ontmoeten Steven en Kirsten een rijke baron die in België woont. Als zijn zoon nou eens ontvoerd wordt? Kun je zoiets in een stadion laten gebeuren? Of is het een geschikte plek om losgeld over te dragen? Toch maar eens een kijkje nemen.
We nemen de metro bij de Sagrada Familia en in no time stappen we bij het stadion uit. Goeiendag zeg. Wat een kolos! We wandelen naar de ingang waar blijkt dat je moet betalen om binnen te komen. Dan heb ik liever een ijsje, zegt mijn vrouw. Ik weet dat ze daar een sorbet mee bedoelt.
Nelie zoekt een terrasje en wij, mannen onder elkaar, gaan het stadion in. Met dranghekken is een route uitgezet. Eerst zie je de kleedkamers van de tegenstander, met bubbelbaden en alle toeters en bellen. Heel wat luxer dan de kleedkamer van het fitnesscentrum waar ik wekelijks met de grootst mogelijke tegenzin mijn programma afwerk.
In de gang waar de spelers naar het veld gaan is zelfs een heuse kapel, waar we hoofdschuddend een blik in werpen. Even later staan we knipperend tegen het felle zonlicht onderin het stadion naast hokjes waarvan mijn zonen mij vertellen dat het dug-outs zijn.
Het stadion is inderdaad overweldigend groot. Ik ben in het Colosseum in Rome geweest, dat kan hier wel in koprollen. Toch maakte dat op een andere manier indruk. In Rome keek ik naar het veld en besefte dat honderden jaren geleden daar medechristenen voor de leeuwen werden gegooid. Misschien hebben de tegenstanders van FC Barcelona ook wel het gevoel dat ze voor de leeuwen worden gegooid als ze hier binnen komen en 120.000 supporters van de tegenpartij hen beginnen uit te joelen, maar dat kun je natuurlijk absoluut niet met elkaar vergelijken.
Het gras wordt vertroeteld met verrijdbare hoogtezonnen. De tocht gaat verder langs VIP-rooms en perskamers. We komen drie keer op verschillende hoogtes de tribunes op en in de glazen tribune waar de pers tijdens wedstrijden zit. Er is ook een museum met duizenden bekers, voetbalschoenen en shirtjes van beroemdheden. Hier worden de ‘voetbalgoden’ van het heden en het verleden uitbundig vereerd.
Bijna duizelig wankel ik een uur later naar buiten. Mijn vrouw zit genietend in het zonnetje. „Nou, was het wat?”
„Ja, best wel”, zeg ik terwijl ik jaloers naar haar lege sorbetglas kijk. „Misschien kan ik er nog wat mee voor mijn boek.”
Op zoek naar beltegoed in Barcelona
Onze handbagage achter ons aanslepend wandelen we door het drukke Barcelona. Ik heb al bekeken dat het van het busstation naar het hostel amper een half uur lopen is. Mijn reisgidsje heeft een handig kaartje achterin dat ik voortdurend voor mijn neus houd.
We lopen langs de stierenvechtersarena die niet meer gebruikt wordt. Al gauw krijgen we door dat door een rood voetgangerslicht lopen dicht in de buurt van zelfmoord komt. Zo gauw het verkeerslicht op groen springt, verandert het verkeer in een kudde aanstormende stieren, en ik heb geen rode lap bij me.
Een krap half uurtje later staan we voor ons hostel. ”La Sagrada Familia Home” op de Lepant. Inderdaad nog geen 200 meter van de beroemde kerk in aanbouw. Een hostel is altijd een beetje spannend. Je deelt het met anderen en je weet nooit met wie.
We bellen aan en moeten 3 marmeren trappen op voor we voor de deur staan. Er is wel een lift, maar daar past maar 1 persoon met handbagage in, en het zijn geen hoge trappen. We worden binnengelaten door een meisje dat voor iemand die de kost met toeristen moet verdienen verbluffend slecht Engels spreekt. We kunnen onze bagage binnen zetten, maar we mogen pas om 1 uur naar de slaapkamers. No problema, signorita. We vermaken ons wel een paar uurtjes.
Natuurlijk willen mijn vrouw en ik eerst de Sagrada Familia zien. Niet van binnen, dat komt later wel uitgebreid. Nu alleen maar even er omheen lopen.
Maar de jongeheren hebben andere plannen. Even kijken is best, maar eerst moet er beltegoed gekocht worden. De heren hebben allebei hevig verkering, met twee zusjes nota bene. En het is natuurlijk onbestaanbaar dat je elkaar niet elke drie minuten een SMS’je kunt sturen.
We wandelen om de adembenemend mooie kerk. Maar de jongens hebben meer oog voor het logo van Vodafone aan de overkant van de straat. Ze benen er doelbewust op af. Tien minuten later komen ze weer naar buiten, behoorlijk in de kuif gepikt. „Die sukkels spreken geen woord Engels! Ze kunnen nog geen telefoon opwaarderen, en dan werk je in zo’n winkel.” Ze zijn in gebarentaal doorverwezen naar een winkel drie straten verderop.
Ik kijk op mijn kaart. Mooi, dan lopen we in de richting van Casa Batllo en Casa Mila en die wil ik ook graag zien. Een uur later staan we bewonderend voor het golvende gebouw met de bizarre balkonnetjes van de beroemde architect Gaudí. Dat wil zeggen mijn vrouw en ik. Bij de jongens is de stemming tot het nulpunt gedaald. Honderd telefoonzaken en nergens beltegoed te krijgen. Dat kan nog leuk worden. Alles prima jongen, maar we gaan nu eerst naar het hostel ons opfrissen.
De heren leggen zich er bij neer. Netjes om 1 uur staan we opnieuw in ons hostel. Een mooie badkamer met douche, een grote keuken van alle gemakken voorzien. Een kleine maar gezellige zitkamer en als klap op de vuurpijl: geen andere gasten. We hebben alles voor onszelf.
De jongens proberen het meisje in een soort morse gebarentaal te vragen of zij weet hoe zij aan beltegoed kunnen komen. „Wer joe niet foon for? Wie hef wifi.” Wat wifi? Draadloos internet!
De jongens halen hun laptops uit de handbagage, want die moesten perse mee. Tien minuten later zijn ze met hun meiden on line. Via de webcam zwaaien we naar elkaar. Later komen ook onze dochter en kleinkinderen in beeld. En onze zoon die in Engeland woont.
Ongelofelijk, wat is de wereld klein geworden.
Viva Barcelona!
Barcelona here we come. We trekken ons niks aan van alle zwartkijkers. We gaan gewoon voor 12 euro naar Barcelona.
’s Avonds heel vroeg naar bed, want Ryanair vliegt op onmogelijke tijden als ze de lucht voor zichzelf hebben. Misschien zijn ze daarom wel zo goedkoop. We kunnen vanaf 4 uur ’s ochtends inchecken. Om zes uur gaan we vliegen.
Om 1 uur in de nacht strompelen we ons bed uit. We eten een haastig ontbijt en bidden voor een behouden reis. Om half twee zitten we in de auto. Wat ben ik blij met mijn winterbanden want het sneeuwt pijpenstelen. Nee, sorry het sneeuwt verbandwatten.
In Duitsland zijn de wegen zo slecht begaanbaar dat je op veel plaatsen maar 80 kilometer per uur mag. Een vrachtwagen inhalen is een angstig avontuur, want de linkerbaan is glibberig. Om half vier staan we in Bremen voor het hek van het parkeerterrein. Sneeuwmodder en kuilen, dat kan nog leuk worden. We bellen de pendelbus, die binnen vijf minuten arriveert. Het hek gaat open en we ploegen door de sneeuw naar het parkeerterrein waar ik de auto op goed geluk ergens neerzet.
De chauffeur rijdt ons naar het ongeveer 3 kilometer verderop gelegen vliegveld. Hij vraagt zich af of de terminal van Ryanair al open is. We hopen het, want om hier met 15 graden vorst in de sneeuw te wachten, dat lokt ons niet aan. Gelukkig de terminal is open.
Ryanair heeft zijn eigen terminal. Da’s wel handig. Ik kijk om me heen. De inrichting is eenvoudig maar netjes. Als je goed op de afmetingen en het gewicht van je handbagage let, je ticket vantevoren hebt uitgeprint en het niet erg vindt om in een plastic kuipstoeltje te wachten, is er niks mis met Ryanair. En het heeft ook voordelen. Je bent in no-time door de douane en bij het vliegtuig.
Het vliegtuig zit stampvol, maar wat maakt het uit. Een vliegtuigstoel is altijd krap voor een flink uit de kluiten gewassen vent als ik. En aftands is het vliegtuig ook zeker niet. Precies op de minuut vertrekken we. Bremen glijdt een paar minuten later onder ons vandaan. We zitten naast twee raampjes en hebben dus een prima uitzicht.
Ik blijf vliegen fantastisch vinden. Mijn vrouw pakt al gauw een boek en de jongens zijn met hun elektronica in de weer. Ik niet, ik zit de hele reis met de neus tegen het glas en probeer te raden waar we ongeveer zijn. Boven Frankrijk wordt het langzaam licht. En dan komt de zon op, net op het moment dat we over de Pyreneeën vliegen. Rossige sneeuw in het ochtendgloren.
En dan zetten we ook al in voor de landing. We landen in Girona. Als we de vliegtuigtrap afstappen prikkelt een ochtendzonnetje de neus. Het is half negen en al 11 graden. De bus naar Barcelona staat al klaar. Eerst schommelen we door het mooie Catalonische landschap. Midden in de ochtendspits rijden we Barcelona binnen. Wat ben ik blij dat ik hier niet zelf hoe te rijden.
De bus zwaait het busstation binnen. Als we uitstappen is het bijna 20 graden. Overal staan nog plassen, want vorige week regende het hier nog pijpenstelen. Maar de komende dagen belooft het internet mooi weer. We knopen onze jassen om de middel en slepen onze handbagage achter ons aan de stad in.
Viva Barcelona.
Goedkoop naar Barcelona, of toch niet?
Maakt u wel eens leuke dingen mee als schrijver? Die vraag krijg ik veel over de mail via mijn website www.bertwiersema.nl. Leuke dingen meemaken? Best wel. Het is bijvoorbeeld leuk om de plekken te bezoeken waar je boeken zich af gaan spelen. Of misschien is het wel andersom. Overal waar ik heen ga verzin ik een boek.
En waar ik heen ga dat bepaalt mijn vrouw tegenwoordig steeds vaker. Ze heeft namelijk de prijsvechter Ryanair ontdekt. Laatst op een feestje beweerden vrienden dat ze voor 6 euro naar Ierland waren gevlogen. Dat wilde natuurlijk niemand geloven. Maar bij mijn vrouw blijft zoiets in een achterkamertje van haar hoofd hangen. Op mijn werkkamer staan twee computers, want sinds mijn vrouw de computer ontdekt heeft, kunnen we niet meer met één exemplaar toe.
„Moet je kijken”, roept ze ineens. „We kunnen naar Barcelona voor 12 euro heen en voor 8 euro terug.” „Dat kan nooit,” zeg ik nuchter en schrijf vrolijk verder. Naast mij wordt in de handen gewreven. „Maar ik ga het wel proberen.” Tien minuten later draait ze triomfantelijk het scherm. „Als we alleen handbagage meenemen kunnen we voor dit bedrag naar Barcelona vliegen.” Mijn ogen rollen bijna uit mijn hoofd. „Daarvoor kun je nog niet eens met de trein naar Zwolle.” Maar ze laat zien dat het echt klopt. Ik kijk naar de sneeuwbulten buiten en denk aan palmstranden in een Spaans voorjaarszonnetje. Wow.
Ik hol naar de gang. Mijn twee jongste zonen wonen nog thuis. „Hebben jullie het druk in de voorjaarsvakantie?”, schreeuw ik tegen de trap op. „Neuh.” „Zin om naar Barcelona te gaan?”
Deuren knallen open. Gebonk op de trap. Even later kijken we over de schouder van mijn vrouw mee. Ze heeft al een hosteltje gegoogeld op een steenworp van de Sagrada Familia, de wereldberoemde kathedraal van Barcelona. En dat het er volgende week 20 graden wordt heeft ze ook al opgezocht. 20 graden in februari. Niet langer aarzelen. Doen!! De jongens omhelzen ons en vinden ons even weer de beste ouders van de wereld, en dat is niet vanzelfsprekend met pubers.
Als het de volgende dag in de pauze op mijn werk ter sprake komt, reageren mijn collega’s veel minder enthousiast dan ik had verwacht. Voor 12 euro naar Barcelona? Dat kan nooit. Daar zitten addertjes onder het gras. ’t Zullen wel aftandse vliegtuigen zijn. Is dit niet je moedwillig in gevaar begeven? Nee, joh, er mag in Nederland niet met ondeugdelijk materiaal gevlogen worden. Toch? Waar vlieg je vandaan? Eh… Bremen. Da’s niet in Nederland. Nee, maar die Duitsers zijn nog veel gründlicher. Toch? Bah, hebben we hier wel goed aan gedaan?
Lees dinsdag of we alsnog vertrokken zijn.