Cultuur & boeken

Tactiek of terreur

Titel:

2 April 2003 10:20Gewijzigd op 14 November 2020 00:14

”Der Brand, Deutschland im Bombenkrieg 1940-1945”
Auteur: Jörg Friedrich
Uitgeverij: Propyäen, München, 2002
ISBN 3 549 07165 5, 592 blz.
Pagina’s: € 25. „Lijken van volwassenen waren door de hitte van het vuur tot poppen ineengeschrompeld. De kinderen konden de as van hun ouders in een emmer naar het kerkhof dragen.” Het is slechts een van de vele details die de Berlijner Jörg Friedrich in ”Der Brand” noemt om het gruwelijke karakter van de geallieerde bombardementen tegen Duitsland in de Tweede Wereldoorlog te illustreren.

Het boek, dat de luchtoorlog vanaf de grond beziet en de bombardementen vooral vanuit het perspectief van de Duitse slachtoffers tekent, is in Duitsland een bestseller. Jörg Friedrich schrijft, zoals hij in zijn nawoord zegt, „over de ”Leideform” van de bombardementen die Britse en Amerikaanse vliegtuigen in vijf jaar boven Duits grondgebied uitvoerden.”

Friedrich laat ooggetuigen de verschrikkingen beschrijven van de bombardementen die tussen de 420.000 en 570.000 slachtoffers hebben geëist. De lezer hoort als het ware het gegil van de slachtoffers, voelt de hitte van het vuur dat de brandweerlieden moesten bestrijden, ziet als de piloten hun bommen hebben laten vallen de vuurspuwende vulkanen onder zich.

Dr. Horst Boog, gepensioneerd wetenschappelijk medewerker aan het militair instituut in Potsdam, maar nog altijd dé deskundige op het terrein van de bombardementen in de Tweede Wereldoorlog, moet Jörg Friedrich nageven dat hij beeldend kan schrijven. „Friedrich is regisseur geweest. Je merkt dat hij de beeldspraak van de televisie overdraagt op de literatuur. Dat is wat veel mensen willen lezen.”

Niet voor niets was ”Der Brand” wekenlang uitverkocht nadat de boulevardkrant Bild aandacht aan het werk had besteed. De historicus Hans-Ulrich Wehler merkte in de Süddeutsche Zeitung op: „Duitse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog worden in het middelpunt van de belangstelling geplaatst.”

„Voor de opgroeiende generatie is een boek als dat van Jörg Friedrich heel geschikt”, aldus dr. Boog. „Die maakt kennis met wat het thuisfront tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Lange tijd is daar niet over gesproken. Dat komt omdat wij na afloop van de oorlog niet konden blijven treuren om wat was geweest. Wij moesten naar voren kijken: opbouwen. De luchtoorlog was dus slechts in ons achterhoofd aanwezig.”

Niet stipt
Na de oorlog zijn er enkele historici geweest die zich op de luchtoorlog hebben gestort, maar zij zijn nooit in de buurt van het succes van Jörg Friedrich gekomen. Zij schreven ook minder toegankelijk. Dr. Boog. „Lijvige boeken met uitgebreide notenapparaten lezen alleen vakmensen en verder niemand. Tegenwoordig willen mensen vooral geïmponeerd worden. Welnu, wat dat betreft bedient Jörg Friedrich hen op hun wenken. Wat hij heeft geleverd is een lijvig, maar absoluut geen wetenschappelijk werk.”

Boog ergert zich eraan dat Jörg Friedrich slordig met de feiten is omgesprongen. „Wat Friedrich schrijft over verbrande lijken en afgerukte ledematen klopt allemaal, maar hij slaat regelmatig de plank mis als hij zich op technisch-wetenschappelijk terrein begeeft. Hij is niet echt stipt.”

De meeste moeite heeft Boog met de grondthese van Jörg Friedrich dat de geallieerden vanaf het begin uit waren op de vernietiging van de burgerbevolking. „Het idee van de ”moral bombing”, dat de geallieerden van meet af aan met luchtaanvallen bloedbaden wilden aanrichten, is quatsch”, zegt Boog. Alle landen hebben toen het vliegtuig in opkomst was -en dat was met name het geval tussen de beide wereldoorlogen-, nagedacht wat ze met dat instrument in geval van oorlog konden uitrichten. De vraag of dat strijdig was met het volkenrecht kwam bij niemand op. Iedereen dacht puur tactisch: wat kunnen we allemaal afgooien? Daarin waren ze stuk voor stuk gelijk. Dat is ook heel normaal. Als er een nieuw wapen bestaat, denkt men na wat men er mee kan doen. Wat overigens nog niet wil zeggen dat iemand het zal doen.”

Legitieme doelen
Voor Boog staat het vast dat de grote mogendheden van voor de Twee Wereldoorlog aanvankelijk geen terreuroorlog in gedachten hadden. „De Britten wilden militair relevante doelen bestoken. Daarmee bedoel ik militaire installaties, fabrieken en dergelijke. Dat zijn legitieme doelen, ook als ze zich in steden bevinden.”

Voorwaarde was, aldus dr. Boog, dat men zo precies mogelijk zou richten. „De Amerikanen gingen ervan uit dat ze overdag precisiebombardementen konden uitvoeren. Daarbij gingen ze van de veronderstelling uit dat het in West-Europa net zulk helder weer zou zijn als in de Verenigde Staten en dat ze alles konden raken wat ze raken wilden, als ze maar in formatie vlogen. Die vlieger ging niet op, al was het alleen maar omdat het weer in Europa niet zo helder was.”

Volgens Boog vielen de Amerikanen en ook de Britten in de eerste oorlogsjaren alleen de bewapeningsindustrie aan en geen steden. Als ze hun doelen niet vonden, kwam dat vooral door de gebrekkige navigatiemethoden. Dan namen ze de bommen weer mee terug naar Engeland.”

De Duitse specialist merkt op dat de Duitsers overigens niet anders werkten. „Bij de Luftwaffe was de zogenaamde terreuraanval alleen als represaillemaatregel toegestaan of om de vijand van onrechtmatig handelen af te houden. Ik wil maar zeggen dat alle luchtmachten in eerste instantie geprobeerd hebben zich binnen de humanitaire grenzen te bewegen.”

„Wat natuurlijk indertijd niet altijd helemaal mogelijk was, omdat men niet zo precies kon richten”, voegt dr. Boog hieraan toe. „Zelfs vandaag de dag maakt men nog fouten, laat staan zestig jaar geleden toen de techniek wat dat betreft nog in de kinderschoenen stond. Maar je moet wel zeggen dat men het probeerde. Daarom klopt de these van Jörg Friedrich niet dat men vanaf het begin uit was op de vernietiging van de burgerbevolking. Dat was bij geen één luchtmacht het geval.”

Zuiver terrorisme
Volgens Boog richtte men zich pas op de steden toen de oorlog harder werd en toen vooral de Britten merkten dat ze ’s nachts geen doelen troffen die kleiner waren dan een stad. „Vanaf 14 februari 1942 was het bevel bij de Britten: doel is altijd het midden van een stad. Vervolgens zocht Londen steden uit die makkelijk brandden, met veel houtwerk. Denk aan steden als Lübeck en Rostock. De binnensteden brandden maart, april 1942 uit. In de buitenwijken waren een paar fabrieken, maar die vielen de Britten niet aan. Ik wil maar zeggen, als men de binnenstad aanvalt, is dat zuiver terrorisme.”

Vervolgens ging Hitler over tot de zogenaamde Baedeker-aanvallen, naar de reisgidsen van Baedeker, met als doel Britse historische steden als Canterbury en York. Dr. Boog: „Gelukkig voor de Britten had Hitler toen amper nog vliegtuigen. Die hadden de Duitsers hard nodig in Rusland en Noord-Afrika. Het gaat echter om de bedoeling van de Luftwaffe en die was: schade aanbrengen. Dus betrof het terroristische aanvallen of hoe men ze wil noemen.”

Boog merkt op dat de Amerikanen zich altijd van de Britse bombardemententactiek, het bestoken van de binnensteden, hebben gedistantieerd. „Washington ervoer dat als inhumaan. Dat was de theorie, maar in de praktijk gingen ze er ook toe over. Aanvankelijk vielen ze aan bij helder weer. Toen de Duitse luchtafweer beter werd, gingen ze bombardementen uitvoeren bij slecht weer. Deze aanvallen konden ze echter alleen met behulp van radar door de wolken uitvoeren. Dat betekende in de praktijk: het was niet nauwkeurig. Als ze als doelwit een fabriek hadden, raakten ze dikwijls veel gebouwen in de directe omgeving.”

Bovendien waren hun bombardementen minder nauwkeurig dan die van de Britten. „Die gingen vanaf 1943 echter over op het tapijtbombardementen, omdat Harris daar zo van geporteerd was. Zijn stelling was: „Daarmee raken we meer dan wanneer we een fabriek en de directe omgeving bestoken. Als we een complete stad bombarderen, raken we alles.” Dat zou men vandaag de Engelsen nog kunnen verwijten, dat ze -hoewel ze zeer goede methodes hadden ontwikkeld om nauwkeurig te kunnen richten- bij hun tapijtbombardementen zijn gebleven.”

Boog heeft vrienden op het Britse ministerie van Defensie. „Natuurlijk praten we wel eens over de luchtoorlog in de Tweede Wereldoorlog. Maar over die bombardementen praten ze niet graag. Ze zijn geneigd de aanvallen van de Royal Air Force meer pragmatisch te zien: „Ze hebben geholpen de oorlog te winnen, dus waren ze in orde. Toen we in de hoek werden gedrongen, sloegen we in het wilde weg om ons heen.”

De Duitsers probeerden hun terreuraanvallen voort te zetten, maar de middelen ontbraken. „Zoals gezegd hadden ze hun vliegtuigen elders nodig. Daarop ontwikkelden ze de V-1 en de V-2. Die waren natuurlijk uiterst onnauwkeurig.”

Volgens Boog hebben de Amerikanen dit lukraak bombarderen geperfectioneerd toen ze Tokio op 10 maart 1945 bestookten. „Daarbij vielen 80.000 doden. De laatste stap was het gebruik van de atoombom. Opnieuw zie je: hoe langer de oorlog duurde, hoe verbitterder hij door alle partijen werd gevoerd. Als nu iemand met een vinger naar de ander wijst, vind ik dat onzin.”

Tactisch bombardement
Naast de zogenaamde terreurbombardementen, maakt dr. Boog onderscheid tussen strategische en tactische bombardementen. Als een land een bevoorradingslijn, bijvoorbeeld een spoorwegverbinding, bestookt, is dat een tactisch bombardement. Als voorbeeld voor de strategische bombardementen noemt dr. Boog de Engelse bombardementen op Duitsland in de meidagen van 1940.

„Op bevel van Churchill vielen de Britten Duitse doelen langs de Rijn aan. Dat gebeurde toen de Duitsers op 13 mei door de Maginotlinie braken en richting het Kanaal oprukten. Churchill wilde toen de Duitse luchtmacht van het front aftrekken zodat de opmars van het Duitse leger vertraging zou oplopen. Om dat te bereiken liet hij Duitse steden bombarderen. Zijn gedachte was: Als ik die steden aanval, moet Hitler zijn vliegtuigen van het front afhalen om Duitsland te verdedigen. Dat waren dus strategische bombardementen, maar ze werden wel als terreurbombardementen opgevat. Ze waren ook zo onnauwkeurig. Goebbels gebruikte dat op zijn beurt weer voor zijn propaganda: „Kijk de Engelse terreuraanvallen eens.”

Tegelijkertijd verwachtte Churchill dat Hitler woedend zou zijn over de bombardementen en wraak zou willen nemen, dus opnieuw vliegtuigen van het westfront zou aftrekken en die zou gebruiken voor vergeldingsbombardementen. In Engeland zouden de Duitse toestellen worden opgewacht door een met radar uitgeruste luchtverdediging. Dat was de reden voor het begin van de strategische bombardementen op Duitsland.”

Rotterdam
Volgens Boog maken veel mensen geen onderscheid tussen de verschillende soorten bombardementen. „Neem Coventry, dat was een strategische aanval, ook volgens de opvatting van Engelse geschiedschrijvers. In die stad waren vijftien fabrieken voor vliegtuigmotoren. Coventry was het Britse bewapeningscentrum en de aanval was daarom rechtmatig. Maar omdat de kathedraal werd getroffen en dat feit propagandistisch werd uitgebuit, spreekt iedereen over een terreuraanval. Ook de Duitsers deden dat. Die zeiden tegen de Britten: „Capituleer liever, want wat we met Coventry hebben gedaan, kunnen we ook met andere steden doen.”

Andere strategische bombardementen die vandaag de dag door menigeen als terreuraanvallen worden beschouwd, zijn Warschau en Rotterdam. „Warschau is vijf keer opgeroepen zich over te geven. Dat deden de Polen niet. Daarbij komt dat de stad in de frontlinie lag. Het Poolse leger had zich in de stad teruggetrokken. De Duitsers konden geen onderscheid maken tussen burgers en militairen. Ik wil maar zeggen: gericht bombarderen was zeer moeilijk. Natuurlijk moet men tegelijkertijd opmerken dat men er nauwelijks moeite voor deed. De Duitsers hadden de bommenwerpers in het westen gestationeerd omdat men daar een aanval vreesde. In het oosten waren alleen nog transportvliegtuigen. De bommen werden gewoon met kolenschoppen uit het vrachtruim gewerkt. Dat was dus allemaal niet geheel kosjer.”

Rotterdam noemt dr. Boog een „verdedigde stad in de frontlinie.” „De stad was twee keer opgeroepen zich over te geven. De Duitsers hebben geprobeerd alleen het gebied vanwaaruit verzet geboden werd te raken, maar men trof ook doelen daarbuiten. Maar in principe betrof het een strategische aanval.”

Sommige commentatoren voorzien dat de Duitsers zich door het boek van Friedrich als slachtoffer van de oorlog gaan zien. Is dat een reële mogelijkheid? Dr. Boog: „Ik verwacht dat niet. Deze hausse zal snel voorbij zijn. Uitgeverijen hebben mij gevraagd alles wat ik in het verleden over de luchtoorlog heb geschreven te bundelen. Zij willen serieus tegenwicht aan het boek bieden.”

Intussen maakt het boek wel de nodige emoties los. Wie de gruwelijke details van het boek tot zich neemt, stelt bijna automatisch de vraag: Was dat nu allemaal nodig? Gingen de Britten niet over de schreef?

Voor dr. Horst Boog is het antwoord op die vraag heel eenvoudig. „Het gezegde luidt: wie zaait zal oogsten. Welnu, de Duitsers hebben geoogst wat ze hebben gezaaid. Zo’n slachtoffercultuur… Wat moet dat opleveren? We moeten naar voren kijken.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer