Opinie

Onbuigzaamheid Steenblok niet louter psychisch te duiden

Onverzettelijkheid vanwege persoonlijkheidsproblemen en volhardend vasthouden aan juiste inzichten kunnen op elkaar lijken, maar zijn wezenlijk verschillend, reageert L. M. P. Scholten op drs. P. Rouwendal (RD van maandag) in de discussie over dr. C. Steenblok.

21 May 2010 10:39Gewijzigd op 14 November 2020 10:38

Laat ik eerst het misverstand wegnemen alsof ik het syndroom van Asperger louter als iets negatiefs zou beschouwen en daarmee mensen zou kwetsen bij wie die diagnose is vastgesteld, omdat zij niet meer serieus te nemen zouden zijn. Laat staan dat ik zou menen dat iemand met asperger geen goed theoloog zou kunnen zijn en ‘dus’ dr. Steenblok niet aan deze stoornis kan hebben geleden. Dat moet eerst uit de wereld, want dat vertroebelt de discussie.Het verwondert mij dat Rouwendal zijn kritiek op mijn artikel in De Wachter Sions helemaal baseert op de samenvatting daarvan in deze krant. Eén mailtje was voldoende geweest om enkele minuten later zelf over het artikel te kunnen beschikken.

Dan zou hij, om te beginnen, niet geschreven hebben dat ik stel „ervan overtuigd te zijn dat dr. Steenblok deze stoornis niet had”, en dat zonder gefundeerde motivatie. Ik schreef: „Voor ons is de houding die dr. Steenblok heeft ingenomen in de gebeurtenissen rond de bevestiging van ds. Breeman in 1964, het duidelijkste bewijs dat hij niet de stoornis had die Rouwendal in hem vermoedt.” Het duidelijkste, maar zeker niet doorslaggevend, dat weet ik ook wel. Tevoren had ik al geschreven dat nooit meer met zekerheid kan worden vastgesteld of dr. Steenblok dat syndroom had of niet.

Het ging mij erom dat een onbewezen vermoeden van een psychische stoornis nooit op deze wijze in de discussie mag worden gebracht. Uit Rouwendals reactie blijkt trouwens dat het voor hem meer is dan een vermoeden. Hij verlangt dat wie aan zijn vermoeden twijfelt alle door hem genoemde verschijnselen „schaart onder normaal gedrag of een betere verklaring geeft.”

Wanneer Rouwendal mijn artikel in zijn geheel had gelezen, had hij ook gezien dat het uitliep op een beschouwing dat onverzettelijkheid als gevolg van niet goed functioneren door persoonlijkheidsproblemen en onverzettelijkheid als gevolg van een werkelijk beter inzicht voor het oog dicht bij elkaar kunnen liggen. Churchill en Gomarus noemde ik daarbij als voorbeelden. Wie zich dan waagt aan een psychologische analyse, moet zich goed bewust zijn van zijn eigen vooronderstellingen.

Rouwendal is van mening dat de theologische verschillen in 1953 gering waren, althans „niet zo groot als ze doorgaans van ”uitgetreden” zijde worden voorgesteld.” Wie die mening is toegedaan, zal eerder geneigd zijn de onverzettelijkheid van dr. Steenblok te verklaren uit een of andere autistische stoornis.

Indien Rouwendal zich beperkt had tot een beschrijving van enkele aparte gedragingen van dr. Steenblok, zou ik daar vrede mee gehad hebben. Hij had zich niet moeten wagen aan het diagnosticeren van een 43 jaar geleden overleden persoon. De onderbouwing van zijn vermoeden noemde een psycholoog tegenover mij „erg mager, niet overtuigend en zelfs (op onderdelen) fout.” Daarbij komt dan nog dat de diagnose nooit meer met zekerheid zal kunnen worden vastgesteld. Intussen draagt de predikant wel voor altijd een stigma mee.

Een verpleegkundige met vijftien jaar ervaring in de psychiatrie schreef mij na kennisname van Rouwendals boek: „een voorbarige en zelfs foutieve interpretatie van geïsoleerd voorkomende gedragingen die gelabeld worden aan autisme. Autisme wordt door onbekendheid vaak onderschat, maar ook bij veelvuldige stress overschat. Vaak ebben verschijnselen weg nadat stressfactoren worden weggenomen.”

Rouwendal noemt als een van de kenmerken die bij het syndroom van Asperger behoren „obsessieve belangstelling voor specifieke zaken” en vervolgt dan: „Steenblok beet zich helemaal vast in onderwerpen als algemene genade en aanbod van genade” (blz. 49). Drie bladzijden verderop stelt hij „dat de kenmerken van een aan autisme verwante stoornis als asperger in te grote aantallen op zijn gedrag van toepassing zijn om dit onvermeld te laten. Een groot aantal wat merkwaardige gedragingen van Steenblok valt op zijn plaats”, en dan volgt een opsomming, waaronder opnieuw „het zich helemaal vastbijten in het onderwerp ”aanbod van genade.””

Kan Rouwendal dat wat hij aanduidt met „zich vastbijten” echt niet begrijpen? Moet dr. Steenbloks niet-aflatende bestrijding van wat hij zag als afwijking van de zuivere waarheid bijdragen aan het vermoeden van een psychische afwijking? Het zou Rouwendal sieren wanneer hij althans dit argument ruiterlijk terugnam.

En als het zijn bedoeling was dr. Steenblok in bescherming te nemen tegen alle amusante en minder amusante anekdoten die over hem de ronde doen door hem een ziektebeeld toe te dichten, moet die poging nu al als mislukt worden beschouwd.

Het is jammer dit zo te moeten stellen. Want, zoals ik ook al in De Wachter Sions schreef, er zijn maar weinigen die de opvattingen van dr. Steenblok zo accuraat weten te beschrijven als Rouwendal.

De auteur is diaken in de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer