TEST_Wie was de echte Paulus?
Is Paulus’ hellenistische (Griekse) opvoeding van belang voor onze interpretatie van zijn brieven? Of zijn joodse achtergrond? Of beide? In ”De Farizese Paulus” kiest Pieter K. Baaij heel nadrukkelijk voor Paulus’ joodse achtergrond.
Volgens Handelingen 22:3 was Paulus geboren in Tarsen waar hij wellicht ook een deel zijn kinderjaren heeft doorgebracht. In deze stad heeft hij kennisgemaakt met de hellenistische cultuur. Maar ook tijdens zijn geestelijke opvoeding aan de voeten van Gamaliël in Jeruzalem heeft de apostel het hellenisme verder leren kennen.
De vorig jaar overleden bekende nieuwtestamenticus Martin Hengel heeft in zijn uitvoerig onderzoek laten zien dat men ook in het internationale Jeruzalem van destijds het hellenisme kende. Al deze hellenistische invloeden verklaren hoe het komt dat Paulus in zijn brieven beelden aan de Griekse sportwereld ontleent, in staat is om gemakkelijk klassieke auteurs te citeren (Hand. 17:28; 1 Kor. 15:33; Tit. 1:12), enzovoorts. In het Paulusonderzoek wordt dan ook veel aandacht gegeven aan de hellenistische cultuur in Paulus’ dagen.
In zijn ”De Farizese Paulus” gaat Baaij echter een hele andere weg. Zijn boek is bedoeld als een wetenschappelijke studie, die moet resulteren in –zoals de ondertitel meedeelt– „een nieuwe blik op Paulus en zijn verkondiging in de Brief aan de Romeinen.” Baaijs studie richt zich dus vooral op de brief aan de Romeinen. Kennis van het nieuwtestamentische Grieks en het oudtestamentische Hebreeuws is vereist om zijn betoogtrant goed te kunnen volgen en te controleren.
Baaij beseft heel goed dat hij met zijn visie op Paulus een uitzonderlijke positie inneemt: „Laten wij […] proberen niet te volharden in ons afhankelijk willen zijn van de door vele van ons zo gekoesterde traditie.” Hij verwacht „onvoorstelbaar veel tegenstand” te zullen krijgen. Volgens hem zou Paulus zijn misverstaan, omdat de apostel werd bezien tegen zijn hellenistische achtergrond en niet tegen zijn joodse achtergrond. Daarom gaat Baaij op zoek naar een „andere Paulus”, naar de „echte Paulus”: „de Farizese Paulus.”
In zijn zoektocht volgt Baaij een specifieke methode. Hij vertaalt Paulus’ Griekse teksten terug naar het Bijbelse Hebreeuws, soms woord voor woord. Pas nadat het „achterliggende Hebreeuws” is gereconstrueerd, zouden de betreffende teksten kunnen worden geïnterpreteerd. Paulus schreef in het Grieks, maar dacht (volgens Baaij) in het Hebreeuws. Een belangrijke pijler waarop Baaij zijn methode bouwt, is zijn overtuiging dat de gemeente in Rome met name uit jodenchristenen bestond. Paulus’ volksgenoten waren bekend met de Hebreeuwse denktrant.
Het verdient respect dat Baaij (in 1928 geboren) op hogere leeftijd een dergelijk boek heeft geschreven. Terecht vraagt hij aandacht voor woordbetekenissen en voor mogelijke joodse achtergronden. Toch is de door hem voorgestelde methode van exegese op grond van Hebreeuwse equivalenten aanvechtbaar. Zo is het een belangrijke semantische regel dat woordbetekenissen afhangen van de context waarin ze voorkomen. Iets anders en technischer gezegd: een synchronische benadering van de tekst verdient de voorkeur boven een diachronische benadering. Paulus schreef geen losse Griekse woorden die separaat naar het Hebreeuws moeten worden terugvertaald, maar hij schreef Griekse zinnen waarmee hij zijn boodschap op een welbewuste manier communiceerde. Op die manier zijn de brieven ons ook overgeleverd.
Evenmin kan overtuigend worden beargumenteerd dat Paulus zijn brief aan de Romeinen niet óók aan heidenchristenen schreef. Baaijs exegese van bijvoorbeeld Romeinen 11:13 is zeer geforceerd door „u” en „heidenen” niet met elkaar te verbinden. En uit bijvoorbeeld zijn exegese van Romeinen 1:17 blijkt dat de door Baaij gevolgde methode zelfs onverantwoord is. Nadat hij enkele Griekse woorden heeft terugvertaald naar het Hebreeuws, komt hij tot de conclusie dat volgens Paulus de gerechtigheid van God zich „binnenin iemand” openbaart. Maar als de apostel werkelijk zoiets had willen zeggen, dan stonden hem zeker diverse andere Griekse woorden tot zijn beschikking.
Bovendien blijkt uit de Griekse tekst dat ‘to euangelion’ het antecedent van ‘en autooi’ is: Gods gerechtigheid wordt geopenbaard in het Evangelie. Verder roept deze studie vele vragen op, zoals: Is Paulus zelf niet veel negatiever over de „werken van de wet” dan Baaij meent? Mag men voorbijgaan aan een christologische interpretatie van Romeinen 9:32-33, want het ongeloof van de joden was toch hun struikelen over Christus? Ongetwijfeld bleef Paulus een jood die trouw bleef aan het Oude Testament. Maar hij was geen Farizese dienaar van de wet (door Baaij vaak aangeduid met „Wegwijzing”), maar een christelijke dienaar van de Weg.
De Farizese Paulus. Een nieuwe blik op Paulus en zijn verkondiging in de Brief aan de Romeinen, Pieter K. Baaij; uitg. Groen, Heerenveen, 2009; ISBN 978 90 582 9955 0; 167 blz.; € 24,50.