TEST„Democratie geen product van calvinisme”
Een van de eigenschappen van God die in artikel 1 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis genoemd worden, is oneindigheid. Is dit een typisch filosofisch begrip, dat het christendom te danken heeft aan de invloed van de Griekse filosofie? Het antwoord is: nee.
De Griekse filosofie, en met name het invloedrijke platonisme, schreef aan het goddelijke geen oneindigheid toe. Het goddelijke moest integendeel begrensd zijn om gekend te kunnen worden. Het is de Vroege Kerk geweest die aan de oneindigheid van God een belangrijke plaats toekende. Mark Weedman, van Crossroads College in Minnesota (VS), schrijft erover in het Journal of Early Christian Studies (jaargang 18, 2010, aflevering 1).
Wat was het probleem? Het Concilie van Nicea (325) had uitgesproken dat God de Zoon „van hetzelfde wezen” is als de Vader. Kritische stemmen bleven echter klinken: Als de Zoon door de Vader gegenereerd is, heeft Hij dan soms een begin in de tijd? Dan kon de Zoon niet van hetzelfde wezen zijn als de Vader. Orthodoxe theologen moesten die gedachte weerspreken en zochten daarom een manier om duidelijk te maken dat de Zoon weliswaar voortkomt uit de Vader, maar geen begin heeft in de tijd. Het begrip oneindigheid hielp daarbij. Omdat God geen begin en geen einde heeft, heeft de Vader ook geen begin van Zijn Vaderschap en de Zoon geen begin van Zijn Zoonschap.
Welke staatsvorm is Bijbels gezien de beste? In de zeventiende eeuw vond Gisbertus Voetius dat de Bijbel op dit punt geen expliciet voorschrift gaf. Monarchie, aristocratie of democratie: elke vorm kon onder bepaalde omstandigheden nuttig zijn. Verschilt hij op dit punt wezenlijk van Calvijn, die door sommigen is beschouwd als wegbereider van de moderne democratie?
Over Calvijn en de democratie schrijft Yves Krumenacker, hoogleraar moderne geschiedenis in Lyon, in La revue réformée (jaargang 61, 2010, aflevering 3). Calvijn liet zich aanvankelijk positief uit over de monarchie. Maar tegen het einde van zijn leven sprak hij veel kritischer over absolutistische vorsten. Op dat moment lijkt de manier waarop de stadsregering in Genève is geregeld hem juister. Daarmee geeft hij in feite de voorkeur aan een aristocratie, waarbij de leden elkaar kunnen corrigeren. Een echte democratie is dat niet, en daarvan is ook in de Geneefse kerkregering geen sprake. Ouderlingen werden door de stadsoverheid benoemd, al hadden de predikanten inspraak.
Na Calvijns dood, in de zeventiger jaren van de zestiende eeuw, verzetten gereformeerde denkers zich tegen het machtsmisbruik van vorsten en bepleiten zij alternatieven voor de absolute monarchie. Maar aan het begin van de zeventiende eeuw lijken de gereformeerden die opvatting weer verlaten te hebben: Franse protestanten kiezen voor „onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan vorsten, onafhankelijk van hun verdiensten of van hun ondeugden.” Krumenackers conclusie is dan ook dat democratie geen typisch product van het calvinisme is. Dat het latere gereformeerde protestantisme niettemin de democratie kon accepteren, is volgens hem te danken aan de flexibele houding ten aanzien van mogelijke regeervormen en aan het feit dat politieke gezagsdragers niet als heilig golden.
De jongste aflevering van Calvin Theological Journal (jaargang 45, 2010, aflevering 1) is gewijd aan Herman Bavinck, de Nederlandse theoloog die vooral bekend is geworden door zijn ”Gereformeerde Dogmatiek”. David VanDrunen, hoogleraar aan Westminster Theological Seminary, schrijft over natuurrecht en een tweerijkenleer bij Bavinck. Nelson D. Kloosterman, hoogleraar aan Mid-America Reformed Seminary in Indiana, reageert in dezelfde aflevering op VanDrunens artikel. Volgens VanDrunen is er bij Bavinck een tweerijkenleer te vinden, ook al „sprak Bavinck gewoonlijk niet expliciet over de leer van de twee rijken.” Een tweerijkenleer ziet VanDrunen tot uiting komen in Bavincks stelling dat Christus tegelijk „een Koningschap van macht” heeft over al wat bestaat en een „Koningschap van genade” over de Kerk.
De kritiek van Kloosterman komt erop neer dat VanDrunen te zeer de tweeledigheid van Christus’ koningschap benadrukt, waardoor aan de eenheid ervan tekort wordt gedaan. Terwijl VanDrunen meent dat Bavinck een „verwarrende” uitdrukking gebruikt als hij spreekt over een ”christelijke regering”, ziet Kloosterman hier geen probleem. Bavinck probeerde juist het natuurlijke en het geestelijke bij elkaar te houden. De staat was voor Bavinck niet neutraal, maar op God gericht.
Aza Goudriaan is universitair docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl