Negeren van menselijke aspecten vertroebelt zicht op ‘1953’
De conclusie dat dr. C. Steenblok mogelijk asperger had, is relevant voor wie álle aspecten van de scheuring van 1953 onder ogen wil zien, schrijft drs. P. L. Rouwendal. Hij reageert op de kritiek van L. M. P. Scholten op zijn publicatie (RD van vrijdag).
L. M. P. Scholten betreurt het verschijnen van mijn boek over dr. Steenblok, eigenlijk uitsluitend vanwege het daarin beschreven vermoeden dat deze het syndroom van Asperger gehad zou hebben. Dat er reacties komen op mijn boek verbaast me niet. Wel verbaast het me dat déze kritiek van déze persoon komt, omdat een gefundeerde motivatie ervan geheel ontbreekt. Dat ben ik van Scholten niet gewend.Een van zijn argumenten is dat bewijzen ontbreken. Inderdaad. Maar ik noem op blz. 47-52 vijftien argumenten die samen mijns inziens vrij duidelijk wijzen in de richting van asperger. Er zou nog een aantal merkwaardige gedragingen toe te voegen zijn, en ik vermoed dat Scholten die ook wel kent. Als hij dan desondanks stelt ervan overtuigd te zijn dat dr. Steenblok deze stoornis niet had, zou ik graag zien dat hij óf alle genoemde dingen schaart onder normaal gedrag, óf een betere verklaring geeft. In dat laatste geval zal ik mijn vermoeden zonder moeite terugnemen. Nu is daartoe geen aanleiding.
Scholtens eerste argument om de publicatie van mijn vermoeden te betreuren, is een vraag: „Wie is hiermee geholpen?” Het antwoord is eenvoudig: Iedereen die álle aspecten van de scheuring van ’53 onder ogen wil zien. Ik zeg niet dat Steenbloks karakter de enige of voornaamste reden is geweest. Wel ben ik ervan overtuigd dat het meegespeeld heeft. Ik vind het te simplistisch om te zeggen dat het alleen om de leer ging, of alleen om de persoon van dr. Steenblok, of alleen om de vraag wie de leiding had of alleen om wat dan ook. De situatie was daarvoor te complex.
Een ander argument van Scholten is dat anderen mogelijk de conclusie trekken dat het in ’53 vooral ging om mensen. Dat is nog niet zo’n gekke conclusie, ook al zou mijn vermoeden dat dr. Steenblok asperger had overtuigend weerlegd worden. Ik zeg niet dat er geen inhoudelijke verschillen waren. Wel blijf ik bij mijn conclusies uit 2002 dat de verschillen niet zo groot waren als ze doorgaans van ”uitgetreden” zijde worden voorgesteld. Eveneens blijf ik bij de conclusies dat dr. Steenblok een gewoon gereformeerd theoloog was en dat er geen voldoende afwijkingen van de leer van zijn ambtsbroeders te vinden zijn die zijn afzetting volkomen verklaren, laat staan rechtvaardigen.
Predestinatie
Vandaar dat ik de aandacht vestig op andere factoren die meespeelden. Daarbij heeft nadere kennismaking van de situatie in de Gereformeerde Gemeenten van circa 1943 tot en met 1953 mij doen constateren dat er in die tijd op kerkelijk vlak bedroevend veel menselijks gebeurd is en bedroevend weinig geestelijks.
Ten slotte neemt Scholten het mij kwalijk dat anderen kunnen denken dat Steenbloks theologie niet serieus te nemen valt als hij asperger gehad zou hebben. Hij zegt er gelukkig bij dat ik daarvoor niet pleit. Maar Scholten weet heel goed dat er ook tegen bijvoorbeeld de predestinatieleer zoals onder anderen dr. Steenblok die bracht, vaak is aangevoerd dat mensen daaruit verkeerde en zelfs zielsmisleidende conclusies kunnen trekken en daadwerkelijk trekken. Het is voor hem nooit een reden geweest die leer te verzwijgen. Evenmin is voor mij mogelijk misbruik van een gegrond vermoeden een reden dat te verzwijgen. Ik ben er niet verantwoordelijk voor dat anderen verkeerde conclusies uit mijn woorden trekken, wanneer ik beargumenteerd vermeld heb dat die conclusies niet getrokken kunnen worden.
Scholten koppelt Asperger aan de woorden „ernstige psychische stoornis.” Dat zijn niet mijn woorden. Allereerst is Asperger lang niet altijd ernstig, onder andere bij dr. Steenblok niet. Verder bevindt het zich eerder op sociaal dan op psychisch vlak. Ten slotte vraag ik me persoonlijk af of ”beperking” bij Asperger niet een beter woord is dan ”stoornis”.
Einstein
Ik op mijn beurt betreur de bijdrage van Scholten; naast het bovengenoemde om drie redenen. Allereerst omdat het niet in ogenschouw willen nemen van persoonlijke aspecten het zicht op historische gebeurtenissen van ’53 vertroebelt. Vervolgens omdat hij verzuimt te melden dat ik mijn vermoeden geuit heb juist om meer begrip te kweken voor dr. Steenbloks persoon en merkwaardigheden.
Ten slotte betreur ik de bijdrage van Scholten omdat deze onbedoeld kwetsend is voor mensen bij wie de diagnose asperger gesteld is of vermoed wordt, alsof zij niet serieus te nemen zijn. Laat ik daarom afsluitend opmerken dat asperger vastgesteld of vermoed is bij grote geesten als Einstein, Mozart en Wittgenstein. En niemand zal hun werken op grond daarvan irrelevant vinden.
De auteur is redacteur van De Groot Goudriaan en schrijver van de boeken ”Het aanbod van genade” (2002) en ”Dr. C. Steenblok” (2010).