Muziek in de kerk moet uit het hart komen
De musici Dirk Zwart en Marco den Toom voerden zaterdag in deze krant een discussie over de kwaliteit van (kerk)muziek. Zij kwamen niet dichter bij elkaar. Peter Vossen vindt dat er in de discussie over smaak en kwaliteit een uitgangspunt voorop moet staan: Komt de muziek uit het hart en is de muziek tot Gods eer.
In de discussie tussen Dirk Zwart en Marco den Toom herken ik een tegenstelling die ook in onze gemeente bestaat wat betreft muzikale voorkeuren. Opvallend vind ik in het artikel dat het niet gaat over smaak maar over kwaliteit. Het bekende spreekwoord: over smaak valt niet te twisten, is hier geen dooddoener die het gesprek over kwaliteit onmogelijk maakt. Maar ook kwaliteit blijkt moeilijk te omschrijven.God geeft de mensen talenten naar Zijn soevereine wil, de één veel, de ander weinig. De mensen met veel begaafdheid willen die kwaliteit meestal graag inzetten en vaak wordt hun dat ook gegund zodat de hele gemeenschap ervan profiteert.
Als christen weet je dat je talent een cadeau is van je Schepper en geen verdienste van jezelf. Vreugde over je talent betekent dan ook God loven!
Maar niet altijd krijgt de getalenteerde persoon de positie die bij zijn of haar gave past. Nemen we als voorbeeld iemand die gezegend is met een grote muzikaliteit. Die begint vaak met het uiten van kritiek op de bestaande muziekpraktijk en dat valt niet altijd in goede aarde. Als een middelmatige zangleider de dienst uitmaakt, zal hij of zij de kritiek misschien opvatten als een persoonlijke aanval.
Ook de gemeenteleden die aan een bepaalde praktijk gewend zijn kunnen daar zó aan gehecht zijn dat ze veranderingen blokkeren. Al roept de begaafde nieuwkomer nog zo hard dat het niveau hoger kan (en moet), de gemeente gaat voor wat ze prettig vindt.
In onze kerk werd de roep om verbetering/verandering van muziekpraktijk aanvankelijk opgevat als een probleem van verschillende smaak. Om iedereen zo veel mogelijk tevreden te stellen koos men naast psalmen in oude en nieuwe berijming steeds enkele liederen uit de Opwekkingsbundels.
Vanaf dat moment trad er een kwaliteitsverschil aan het licht dat eenvoudig verklaard kon worden. Van de honderden psalmen die in de loop der eeuwen gecomponeerd zijn werden in het Liedboek alleen de 150 beste geselecteerd, ik neem aan door ervaren en deskundige musici. Dat is met de Opwekkingsbundels (nog) niet gebeurd. Dus kan er wel eens inferieure opwekkingsmuziek op de liturgie komen te staan.
Moeten we nu weer enkele eeuwen wachten voordat de beste liederen (uit Opwekking of van Huub Oosterhuis, dat maakt niet uit), boven komen drijven? Of zijn er kwaliteitscriteria te formuleren die door een liturgiecommissie eenvoudig te hanteren zijn?
Versteeg
Leen La Rivière, voormalig directeur van Continental Sound (een stichting die zich richt op muziekevangelisatie) schreef er in 1986 een boekje over: ”Bijbelse visie op muziek”. Het belang van het bepalen van goede kwaliteit in de lofprijzing moet niet onderschat worden. Ik citeer met instemming prof. J. P. Versteeg in het woord vooraf van het genoemde boekje. Versteeg zegt daarin: „In Psalm 22:4 wordt God aangeduid als „de Heilige die troont op de lofzangen van Israël.” Daar wordt niets minder mee gezegd dan dat de lofzangen van Israël de grond vormen die de troon van God dragen. (…) Wat geen aardse heerser zou doen, doet God. Terwijl andere heersers hun troon vestigen op geweld, vestigt God zijn troon op lofzangen. In het oog van God houden lofzangen het blijkbaar langer uit dan het meest indrukwekkende wapengeweld. (…) Als God zoveel aan lofzangen gelegen is, doen wij er goed aan serieus aandacht aan die lofzangen te geven. (…) Het gaat erom dat ons zingen écht is. Die echtheid vinden we overigens niet in onszelf. (…) Echt is wat opkomt uit de waarheid van de openbaring van God in zijn Woord.”
Versteeg wijst hier een betrouwbare weg tot het vaststellen van criteria voor de kwaliteit van onze kerkmuziek, en daarbij rept hij niet over smaak.
Als ik een Opwekkingsbundel systematisch doorwerk vind ik daar heel wat vrome liederen. Vroom zoals de mens zich vaak aan God of aan zijn medechristenen wil presenteren. Zulke vroomheid gaat wel eens mank aan bescheidenheid: kijk mij God eens uitbundig prijzen!
Natuurlijk durf ik niemand te beschuldigen van huichelarij, maar beseffen we wel voldoende dat God door onze schone schijn heenprikt? Komt onze lofprijzing werkelijk uit ons hart?
De auteur is lid van de christelijke gereformeerde kerk te Middelburg en zingt daar in de cantorij. Hij is bezig met de vraag welke hedendaagse muziek het meest geschikt is om jongeren tot God te leiden.