Verdwaalde kogel velt begaafd theoloog
Dr. Jan Koopmans (1905-1945) was een begaafde theoloog, een ”coming man” in de Hervormde Kerk. Een theoloog bij de tijd, die zijn stem verhief tegen de Duitse bezetter. Toen hij vanuit zijn kamer aan de Stadhouderskade in Amsterdam keek naar een executiepeloton vlak voor zijn huis, op 12 maart 1945, trof een verdwaalde kogel hem in zijn hoofd. Ruim een week later stierf hij, vlak voor de Bevrijding.
Jan Koopmans werd op 6 mei 1905 in Sliedrecht geboren. Hij studeerde theologie in Utrecht, samen met –de latere hoogleraren– K. H. Miskotte, W. F. Dankbaar en Th. C. Vriezen. Koopmans werd hervormd predikant in Elkerzee (Zeeland), ’s-Heer Hendrikskinderen (bij Goes) en in 1941 Amsterdam. Zijn wijkcentrum was aanvankelijk de kapel Eltheto, later de Noorderkerk.Koopmans werd onder meer Bijbelstudiesecretaris van de Nederlandse Christen Studentenvereniging (NCSV) en was actief voor het Adviesbureau ten bate van niet-Arische christenen, onder auspiciën van de hervormde synode. Koopmans zag het gevaar van de Jodenvervolging al in een vroeg stadium. In zijn anonieme brochure ”Bijna te laat” (1940), in één nacht geschreven, uitte hij een vlammend protest tegen de verplichting dat overheidsbeambten moesten ondertekenen dat zij niet van Joodsen bloede waren. Al is de eerste slag in de strijd tegen de bezetter verloren, stelde Koopmans, nog is het niet te laat. Hij schreef de profetische woorden: „Zij gaan eruit – daaromtrent moeten wij ons niet de flauwste illusie maken. Zij gaan eruit en zij gaan eraan!”
De Duitsers zijn er nooit achter gekomen wie de auteur was, maar de Amsterdamse predikant bleef voor hen wel verdacht als een „gevaarlijk saboteur” die het opnam voor „het Jodentuig.” De historicus J. Presser typeerde Koopmans als een profeet die spreken móést. „Het is alsof dr. Koopmans één ogenblik de martelgang naar de crematoria als in een flits heeft aanschouwd, de apocalyptische neerstorting in ondergang en dood heeft gezien.”
Koopmans promoveerde op het werk ”Het oudkerkelijk dogma in de Reformatie, bepaaldelijk bij Calvijn” (1938). Ook bekend was zijn boek ”De Nederlandsche geloofsbelijdenis” (1939). Koopmans voelde zich gereformeerd theoloog, verwant aan Calvijn, maar nam het ook op voor de dialectische theologie van Karl Barth.
Samen met Miskotte, die hij van de ”Lunterse kring” kende (een groep predikanten die onder invloed van Karl Barth intens meeleefden met de strijd van de Belijdende Kerk in Duitsland), was hij actief in het verzet in Amsterdam. Zij vroegen aan de secretaris van de hervormde synode, K. H. E. Gravemeijer, of christen-Joden van de bezetter ontheffing mochten krijgen van het verplicht dragen van de ster.
Koopmans stelde in 1939 een conceptgetuigenis op tegen het nazisme. In de eerste jaren van 1940 correspondeerde hij uitvoerig met Karl Barth over deze stellingen en de zijns inziens teleurstellende reacties van leidende figuren in de Nederlandse kerken. Koopmans meende dat de kerk in zijn tijd opnieuw tot een belijdend spreken moest komen, zoals dat gebeurde met de Barmer Thesen.
Koopmans was een begaafd theoloog. Miskotte zegt over hem dat hij „volstrekt mijn meerdere” was. „Hij was misschien de meest beginselvaste tegenstander van het heidensch streven der bezettende macht.” Miskotte zag in Koopmans de ”coming man” en vond dat hij kerkelijk hoogleraar moest worden.
Het leven werd Koopmans plotseling afgesneden. Een kogel van een executiepeloton trof hem toen hij, door het rumoer gealarmeerd, een blik wierp op het Weteringplantsoen. Een week van spanning volgde toen hij ernstig gewond weggedragen werd. Op zaterdagavond 24 maart 1945 overleed hij.
Deze verdwaalde kogel was, met de woorden van ds. K. H. Kroon, „bezien met de ogen van de antichrist meer raak dan menig ander in ons land. Er werd een man geraakt, die meer dan velen wisten, op zijn eigen wijze en voor zijn bijzonder deel van den beginne meestreed tegen het Derde Rijk. De verzetsbeweging in kerk en volk, zowel als de Duitse en Nederlandse verdrukkers, kenden hem, gelijk hij hen, en verschillende van aangezicht tot aangezicht.”
Op het Weteringplantsoen raast het verkeer alsof er niets is gebeurd. Op een monument staan de woorden van verzetsman H. M. van Randwijk als een indirect getuigenis voor Koopmans: „Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht…”
Dit is de tweede aflevering in een vierdelige serie over in de Tweede Wereldoorlog omgekomen predikanten. Maandag deel 3.