Fout chemieconcern
Het enorme Duitse chemiebedrijf IG Farben gebruikte in de Tweede Wereldoorlog veel gevangenen die het heel slecht behandelde. Er stierven er zo veel dat de nazi’s de aantallen nauwelijks konden aanzuiveren.
In ”Het kartel van de hel” vertelt Diarmuid Jeffreys pakkend over de innige relatie tussen de Duitse chemiereus IG Farben en de nazi’s.Eind 1940 wordt IG Farbentopman Otto Ambros er in Polen op uitgestuurd om een bouwlocatie te zoeken voor een fabriek voor de vervaardiging van synthetisch rubber.
Op 6 februari vertelt hij de ideale plaats gevonden te hebben. De plek ligt buiten het bereik van de geallieerde bommenwerpers en beschikt over kolen, water, goede spoorverbindingen en, het belangrijkste van al, over een onuitputtelijke voorraad arbeidskrachten. De plek ligt in bezet Polen bij een stadje genaamd Oswiecim, beter bekend als Auschwitz.
Nieuw is het allemaal niet wat Jeffreys, een Britse journalist en televisieproducent, te berde brengt. Al in 1979 verscheen van de historici James en Suzanna Pool het geruchtmakende boek ”Wie financierde Hitler?”. En in 2006 schreef NIOD-onderzoeker Gerard Aalders ”Operatie Safehaven”.
Jeffreys onderscheidt zich vooral door zijn schrijfstijl. Hier is een journalist aan het werk die voor een breed publiek schrijft en die wat te vertellen heeft.
De basis voor de Duitse chemiereus wordt in de 19e eeuw gelegd als Duitse wetenschappers erin slagen om tal van kunststoffen te vervaardigen. Door de ontwikkeling van aspirine groeit het bedrijf uit tot een industriële reus. In de Eerste Wereldoorlog blijkt al met de vervaardiging van strijdgassen dat het bedrijf het niet zo nauw neemt met ethische principes als er geld valt te verdienen.
In de jaren voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog zet men alle principes overboord. De bedrijfsleiding ziet het naziregime als een kans voor verdere groei van de onderneming. De vliegtuigmotoren lopen op brandstof van het concern. Maar liefst 85 procent van de explosieven in granaten en een kwart van de uitrusting van de Duitse soldaten zijn afkomstig van IG. Bij het aanbreken van de oorlog is IG Farben volgens Jeffreys „Hitlers eigen kartel” geworden.
In de oorlog vervaardigt IG Farben het Zyklon B-gas voor het doden van de Joden in de gaskamers. De Joden die aan de gaskamers ontsnappen, komen te werken in het fabriekscomplex Buna-Werke. Buna is de naam van het synthetische rubber. Volgens schattingen komen er 35.000 mensen om tijdens de bouwwerkzaamheden. Aan de hand van ooggetuigenverslagen schetst Jeffreys een indringend beeld van dit lijden. Hij citeert bijvoorbeeld de gevangene Rudolf Vrba, die werkte aan de fabrieksbouw: „Mannen renden en vielen, werden geschopt en doodgeschoten. Kapo’s baanden zich met een verwilderde blik in de ogen bloedig een weg door de massa gevangenen, terwijl SS’ers vanuit de heup schoten, als cowboys uit een western die op de een of andere manier waren terechtgekomen in een groteske horrorfilm zonder einde. En als een gruwelijke ongerijmdheid in deze heksenketel liepen groepjes onberispelijk geklede mannen rustig tussen de lijken die ze niet wilden zien, terwijl ze met felgele duimstokken timmerhout afmaten en aantekeningen maakten in hun in zwart leer gebonden boekjes, onaangedaan door het bloedbad.”
Jeffreys schrijft dat IG Farben „de gevangenen zo snel opgebruikte dat de nazi’s de aantallen nauwelijks konden aanzuiveren.” Als de Joden in Auschwitz arriveren, staan de mensen van IG klaar „om de beste gevangenen van de treinen te halen.”
Na de oorlog worden de topmannen van IG Farben in Neurenberg berecht. Ze worden schuldig bevonden, maar de straffen die ze krijgen zijn mild. Al in 1951 worden de laatste IG Farbengevangenen in vrijheid gesteld. Nog erger is dat „tot op vandaag geen enkel Duits bedrijf dat tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruik heeft gemaakt van slavenarbeiders zich formeel tegenover de overlevenden heeft verontschuldigd.”
Het kartel van de hel. IG Farben, de nazi’s en de holocaust, Diarmuid Jeffreys; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 234 2657 8; 591 blz.; € 39,90.