Nero en Seneca. De despoot en de denker
Nero en Seneca, de één een wreed despoot en de ander een bedaard wijsgeer. Het samenbrengen van deze tegenpolen lijkt op voorhand een hachelijke onderneming. Toch is classicus Anton van Hooff er op sublieme wijze in geslaagd hun levens in onderlinge samenhang te schetsen in een boek dat je in één adem uitleest.
De dubbelbiografie ”Nero en Seneca” opent met een beschrijving van het levenseinde van beide tegenspelers. Dat van Seneca is de geschiedenis ingegaan als het summum van de zelfgekozen dood voor aanhangers van de stoïsche leer. Tot het einde toe (het doorsnijden van aderen en het toedienen van gif hadden niet het gewenste effect, een gloeiend heet bad werd hem ten slotte fataal) bleef de door Nero ter dood veroordeelde filosoof rustig, standvastig en welsprekend.Drie jaar later is de tiran Nero zelf aan de beurt om een einde te maken aan zijn misdadige leven. Verlaten door vrijwel al zijn getrouwen slaagt hij er maar niet in de hand aan zichzelf te slaan. Uiteindelijk steekt hij, na het uitspreken van een paar Griekse volzinnen, met hulp van zijn secretaris het mes in de keel; de geschiedenis ingaand als een onbeholpen lafaard.
De rest van het boek volgt de chronologische lijn van de geboorte van Seneca tussen 4 en 1 voor Christus tot aan de dood van Nero in 68. Nero wordt in 37 geboren, vandaar dat aanvankelijk Seneca de meeste aandacht krijgt. Seneca moet zich als provinciaal op eigen kracht omhoogwerken, hetgeen hem vooral lukt door zijn retorische kwaliteiten.
Keizer Claudius verbant hem naar Corsica, zodat hij gedwongen wordt zijn welsprekendheid te botvieren in filosofische geschriften. Gelukkig maar, want inhoudelijk zijn Seneca’s verhandelingen niet echt origineel – de retorische saus erover maakt ze tot literatuur.
In 49 keert Seneca terug uit ballingschap dankzij de inzet van Agrippina, nicht van keizer Claudius en moeder van Nero. In haar nietsontziende machtswellust laat zij Claudius’ echtgenote Messalina vermoorden, zodat zij een huwelijk kan aangaan met haar oom. Ze heeft maar één ding voor ogen: Nero op de troon. Seneca en lijfwachtcommandant Burrus worden belast met de opvoeding van de kersverse kroonprins. Enkele jaren later vergiftigt Agrippina Claudius en wordt de 16-jarige Nero verheven tot nieuwe keizer. Ook hij schuwt geen enkel middel om van lastige familieleden af te komen: stiefbroer Britannicus, moeder Agrippina en echtgenote Octavia, ze worden zonder uitzondering slachtoffer van Nero’s verziekte en moordzuchtige geest.
Al die tijd hield Seneca Nero de hand boven het hoofd. Mede dankzij de door hem geschreven en door Nero uitgesproken redevoeringen werd de schijn opgehouden dat genoemde sterfgevallen onvermijdelijk waren met het oog op het voortbestaan van het vorstenhuis. Bovendien wist Seneca door tactische interventies vaak erger te voorkomen.
Toch is hem verweten dat hij pas drie jaar voor zijn dood openlijk afstand nam van het gedrag van zijn pupil: te lang had hij verwerpelijke compromissen gesloten, te veel was er discrepantie gekomen tussen leer en leven. De stoïsche filosofie leerde immers een teruggetrokken bestaan, betrachting van mildheid en een leven zonder rijkdom?
Anton van Hooff geeft met ”Nero en Seneca” een eerlijk kijkje in het decadente leven van het keizerlijk hof in de eerste eeuw van onze jaartelling. Zijn karakterisering daarvan is uiterst doeltreffend, zonder sensatie te zoeken of te vervallen in overdrijving. Met soepele pen, puttend uit een weids arsenaal van literaire en stilistische middelen, laveert hij tussen de klippen door van koele afstandelijkheid enerzijds en al te persoonlijke betrokkenheid anderzijds. Om het met Tacitus te zeggen: een monumentaal meesterwerk, „duurzamer dan brons.”
Nero en Seneca. De despoot en de denker, Anton van Hooff; uitg. Ambo, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 263 2283 9; 264 blz.; € 24,95.