Golven over Sint Philipsland
Titel:
”De Ramp op Sint-Philipsland, 1953 - Opdat wij niet vergeten - 2003,” door Jan Kempeneers, uitg. Heemkundekring Philippuslandt (Mosselkreekstraat 12, 4675 BP Sint Philipsland), 2003
ISBN 90 9016435 9
Pagina’s: 368
Prijs: € 21,95 (excl. verzendkosten). Hoe geef je les in een kerk? Door de leerlingen tussen de banken op zelfmeegebrachte kussentjes te laten knielen, waarbij de bank als schrijftafel dienstdoet. Tenminste, dat was de methode van meester A. Boone, nadat zijn school in Sint Philipsland tijdens de watersnood in 1953 „met donderend geweld” ingestort was.
Het voorval is -met twee sprekende foto’s- opgenomen in het boek ”De Ramp op Sint-Philipsland”, waarin J. Kempeneers tal van getuigenverslagen van ”Fliplanders” over de vloed bundelde. De plaatsnaam staat op de omslag zónder streepje, en in het boek mét. Het kan wat verwarrend zijn dat de titel identiek is aan die van een uitgave uit 1979 die de auteur in zijn literatuurlijstje noemt.
„Heel Flipland vergaat”, vreesde een inwoner in die bange stormnacht. Het water stond tot aan de kruin van de dijk waarachter het dorp en de polderwoningen diep weggedoken lagen. Uiteindelijk hield de waterwering het niet. De inwoners vluchtten naar de zolder als ze de dijk niet meer konden bereiken. Huizen stortten in of werden zwaar beschadigd. De kerken bleven overeind (133, 228, 242). Het is een geluk geweest dat veel gebouwen zo stijf tegen elkaar stonden.
In het boek worden enkele algemene hoofdstukken gevolgd door een reeks ooggetuigenverslagen. Indrukwekkende verhalen van mensen die soms ternauwernood aan de verdrinkingsdood ontsnapten en van hen die zonder opsmuk vertellen over hun dappere daden. Ze roemen de hulpvaardigheid van de Brabanders die de evacués gastvrij opvingen, de inspanningen van de Twentse adoptiegemeenten en de ”geschenkwoningen” die ze van de Oostenrijkers en de Denen cadeau kregen. Een echtpaar dat in 1952 naar Suriname was vertrokken, vertelt over de wanhoop die zich van hen meester maakte toen ze, aan de radio gekluisterd, een verslaggever hoorden zeggen: „Sint Philipsland bestaat niet meer.”
Stijf van het slik
Het boek verhaalt ook Kempeneers’ eigen ervaringen als 17-jarige jongen. Na 33 bange uren op een zolder werd hij met zijn ouders en broer gered door Utrechtse studenten in een roeiboot. Zijn grootmoeder en een oom behoorden tot de negen mensen die omkwamen, allen in de Oude Polder. Het was, na het overlijden van een tante, de tweede slag die de familie in ruim drie weken tijd trof. Het lichaam van grootmoeder werd pas na meer dan een maand gevonden. Ze was de enige vrouw die omkwam en tegelijk de oudste van de slachtoffers, die in leeftijd varieerden van 12 tot 79 jaar.
De ramp was na 1 februari niet voorbij. Na de terugkeer begon de wederopbouw. Huizen waren weg of stonden stijf van het slik. Nederland hielp. De beurzen gingen open, de dijken dicht en later de dammen ook.
Sint Philipsland was en is een kerks dorp, maar het godsdienstige element speelt in dit boek niet zo’n grote rol. Hoe beleefden de mensen de confrontatie met de dood en het wonder van de redding, en hoe lang werkt(e) dat door? Welke rol speelde kreeg de watersnood in de voorbede, in de huisbezoeken, in de preken of de keuze van de leespreken, in kerkelijke vergaderingen, in latere pastorale en psychische problematiek?
Donkere ’ogen’
De waaroms, het leed dat verwerkt of verdrongen werd, de doorbraak van het isolement van het eilandenrijk - hoe beïnvloedde dat de kerk en het ambtelijk werk? Dat zijn vragen die -met spoed- als onderzoeksonderwerp zijn aan te bevelen, zeker nu vele ooggetuigen nog in leven zijn. Al laten niet alle Zeeuwen zich zo gemakkelijk achter het vestje kijken.
Deze fraai uitgevoerde bundel bevat prachtig fotomateriaal, dat duidelijk is afgedrukt. Sprekende beelden van ramen die als donkere ogen nauwelijks boven het water uitkomen, van inwoners die uitkijken over de aangerichte ravage en van leerlingen die in de puinhopen van hun school op zoek zijn naar overblijfselen van de inventaris.
Een waardevol boek. Het schriftelijk vastleggen van mondelinge verhalen blijft uiterst zinvol, als geschiedschrijving en als onderdeel van het verwerkingsproces. Zoals de ondertitel aangeeft: ”Opdat wij niet vergeten.”