Cultuur & boeken

Ontzag voor de canon

Titel:

Ds. H. J. de Bie
27 March 2003 17:49Gewijzigd op 14 November 2020 00:13

”Het kompas van het christendom”
Auteur: dr. J. van Bruggen
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2003
ISBN 90 435 0360 6
Pagina’s: 236
Prijs: € 17,90. Kunnen we het aantal scheppingsdagen letterlijk nemen? Zat Jona echt in de vis? Het waren tot voor kort vragen van buiten de kring. Het waren altijd anderen die zulke vragen stelden. Nu worden ze ook onder ons gehoord. Gaan we, zoetjesaan, ook aan schriftkritiek doen? Het nieuwe boek van prof. dr. J. van Bruggen ”Het kompas van het christendom” leert een wijze les: Bij zwaar weer hebben we een goed kompas nodig. Alleen dan blijven we op koers.

Voltrekt zich onder ons een stille revolutie? L. M. P. Scholten schreef daarover in het blad Standvastig van de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS). De opvattingen van dr. B. Loonstra over het waarheidsgehalte van de bijbelse geschiedschrijving roepen tegenspraak op. Dr. H. de Leede noemt in zijn dissertatie de trits schepping-zondeval-verlossing „een gedateerd paradigma.” Op de laatst gehouden contio van predikanten uit de Gereformeerde Bond ontstond een discussie over vragen als: Is de schepping in zes dagen, en de geschiedenis van Jona in de vis in deze tijd nog letterlijk te nemen of niet? En als je ze letterlijk neemt -misschien wel tegen beter weten in- ben je dan niet bezig om de weg van het Evangelie naar de postmoderne mens nodeloos te blokkeren?

Zulke vragen zijn al vaak gesteld. Maar nu worden ze gehoord in eigen kring. Want tot nog toe was het onder ons zo: we doen niet aan schriftkritiek. Wordt dit nu zoetjesaan anders? Voltrekt zich onder ons eenzelfde proces als in de Gereformeerde Kerken na de Tweede Wereldoorlog? Dat geeft onrust en onzekerheid.

In het eerste hoofdstuk van ”Het kompas van het christendom; ontstaan en betekenis van een omstreden bijbel” geeft prof. Van Bruggen antwoord op de vraag: Waar komt de Bijbel vandaan? Historisch gezien was het Oude Testament in zijn huidige omvang al bekend voor het jaar 200 voor Christus. Dat kunnen we opmaken uit Jezus Sirach, een van de apocriefe boeken. Bij het Nieuwe Testament ligt dat wat ingewikkelder. Vaak ziet men de synode van Carthago in 397 als het eindstation van het canoniseringsproces. De lijst van de boeken van het Nieuwe Testament (de canon) is evenwel niet het resultaat van een kerkelijke selectieprocedure, maar de erkenning van het gezag van deze boeken in hun onderlinge samenhang.

Aan de Schriften gaat Gods eigen verschijning vooraf. Het begin ligt bij God. In het paradijs gaat Hij al in gesprek met ons. Na de zondeval breekt Hij dat niet af. Hij heeft aan Mozes Zijn wegen bekendgemaakt en aan de kinderen Israëls Zijn daden. De heerlijkheid des Heeren daalt neer in een wolkkolom, eerst op de tabernakel, later op de tempel van Salomo. De stenen tafelen in de ark en het wetboek dat naast de ark werd gelegd, ontvangen goddelijk gezag.

Die heerlijkheid wordt nog overstraald door de heerlijkheid van Christus, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid. Gods eigen woorden wijzen de schrijvers aan voor de Schriften. Gods eigen leiding vult de handen van de kerk. „Ons respect voor de ouderdom van het gezag van de canon is zo groot als ons ontzag voor Gods verschijning in het vlees diep is.” (blz. 67)

Houdbaarheid
Het tweede hoofdstuk bespreekt de vraag of de houdbaarheidsdatum van de Bijbel verstreken is. Wij leven in een andere tijd. Wij geloven niet meer dat de zon om de aarde draait. Wat moeten wij moderne mensen aan met Jozua 10: „De zon stond stil en de maan bleef staan, totdat het volk zich aan zijn vijanden gewroken had?” Maar dat is toch al te simpel geredeneerd. Want we stuiten hier niet op een verouderd wereldbeeld. In deze teksten wordt onder woorden gebracht wat mensen ervaren als werkelijkheid. Ook wij spreken in het dagelijks leven over zonsopgang en zonsondergang.

Bij ethische kwesties is het belangrijk te letten op de openbaringssituatie (blz. 72). De oproep van Paulus aan de slaven in de gemeente om gehoorzaam te zijn aan hun meesters sluit aan bij de samenleving van die tijd. Toch betekent het Evangelie in beginsel de opheffing van de slavernij, want in Christus is noch heer noch slaaf. Evenmin is de visie van de apostel op de verhouding tussen man en vrouw typerend voor zijn tijd en heeft het daarom voor ons zijn geldigheid verloren. Dat is onjuist, want op dit punt grijpt hij terug op de schepping.

Vanuit de hierboven aangegeven uitgangspositie geeft professor Van Bruggen zakelijke en voor iedereen begrijpelijke informatie.

In het hoofdstuk over Bijbel en vertaling kijken wij rond in de werkplaats van de bijbelvertaler, zien we hem ook bezig met de tekst. Het is een vak apart.

Zoeken we naar de verhouding tussen de geschiedenis die in de Bijbel beschreven wordt en onze tijd, dan moeten wij letten op het peilverschil tussen de tekst en de lezers van nu. Net zoals bij een sluis moet men tijd nemen voor het ’schutten’. „De Bijbel is geen tijdloos antwoordenboek op later bedachte problemen.”

De profetieën worden vervuld. Maar hoe? Letterlijk, of geestelijk? Deze vraagstelling is onjuist. Men moet niet letterlijk nemen wat in beelden wordt uitgedrukt. De profetie komt vaak tot ons in de vorm van poëzie. De schrijver wijst daarom de benadering van de millennialisten (die een 1000-jarig rijk verwachten) af.

De laatste hoofdstukken gaan in op de hedendaagse problematiek. Door haar schatplichtigheid aan de Verlichting is de moderne bijbelwetenschap de draad kwijtgeraakt die Gods daden in de geschiedenis met elkaar verbindt. Dan valt de canon uiteen in brokstukken literatuur met elk een eigen achtergrond. Dat betekent extra werk voor de orthodoxe bijbeluitlegger. Het gaat erom de weg open te houden van de tekst naar de daden en woorden van God en dan ook de weg van de daden en woorden van God naar onze situatie. De vraag: „Is het ook dat God gezegd heeft?” klinkt vanaf het begin van de wereld. Het is de vraag van de slang. Wat het Nieuwe Testament betreft begint dat al bij de neoplatoonse wijsgeer Porphyrius in de derde eeuw.

Getuigenis
Dit boek van prof. Van Bruggen heeft mijn hartelijke instemming. Het lijkt mij een stevige bijdrage in de huidige discussie over de aard en betekenis van het schriftgezag. Met het oog daarop nog een paar opmerkingen.

Het schriftgezag vindt zijn oorsprong in Gods openbaring en wordt bevestigd door het getuigenis van de Heilige Geest in onze harten. Zo staat het in artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Dáárom is de Bijbel betrouwbaar. Wat als feiten wordt meegedeeld, zijn inderdaad feiten.

Geen wetenschapper met kennis van zaken zal ontkennen dat Jezus van Nazareth een historische figuur is. Van belangrijke personen uit het oude nabije Oosten hebben wij minder schriftelijke informatie. Maar al hadden wij Christus naar het vlees gekend, dan was dat toch niet de basis voor ons geloof. Dat is Christus nu. Dat is Hij door Zijn Geest en Woord. Het schriftgezag is ingebed in Gods bemoeienis met ieder van ons persoonlijk. Anders gezegd: het schriftgezag is bevindelijk van aard. Daarom ligt het zo gevoelig. Het raakt de zenuw van ons geloof.

De wonderen
Wat als wonder niet past in ons wereldbeeld, past ook niet in de verschillende wereldbeelden van het oude nabije Oosten, bijvoorbeeld die van Mesopotamië of Egypte. Als het gaat over de schepping van hemel en aarde, de uittocht uit Egypte, de doortocht door de Rode Zee, de intocht in Kanaän, of de terugkeer uit de Babylonische ballingschap, steeds is er de lofprijzing: „Wie is aan deze God gelijk!”

Dan heb ik geen moeite meer met de geschiedenis van Jona in de vis, of de zesdaagse scheppingsweek. Dan zie ik al in het ”in den beginne” van Genesis 1 het kwalitatieve onderscheid tussen Schepper en schepping. God breekt in Zijn openbaring alle oude en nieuwe wereldbeelden open. Hij schept ruimte voor persoonlijk contact: „In den beginne was het Wóórd.”

Het vroege Jodendom bestaat uit verschillende stromingen die elk op hun wijze aansluiting zoeken bij het Oude Testament of gedeelten daarvan. Dat zijn de Samaritanen, de Essenen, de gemeenschap van Qumran en het synagogale Jodendom. Elke stroming ontwikkelt een eigen traditie met een eigen canon en een eigen visie op leer en leven. Begin je bij het Oude Testament, dan kom je blijkbaar niet automatisch uit bij het Nieuwe Testament.

Dan zijn er ook nog de apocriefe boeken. Met name de boeken der Makkabeeën dienen als legitimatie van de tempel van Jeruzalem onder het hogepriesterschap van de Makkabeeën.

Als christenen ontvangen wij het Oude Testament uit handen van de Heere Jezus. Hij is gekomen om de wet en de profeten te vervullen. Ze gelden nu voor de hele wereld. Daarom zegt Hij: „Onderzoekt de Schriften, want zij zijn het die van Mij getuigen.”

Het Nieuwe Testament is de vervulling van Jezus’ belofte aan de discipelen vlak voor Zijn sterven: „De Heilige Geest zal u indachtig maken alles wat Ik u gezegd heb.” Zou God de Heilige Geest iets achtergehouden hebben van wat we moeten weten voor de verlossing van onze zonde en een leven tot eer van God?

Bijbelse theologie
Professor Van Bruggen heeft niet veel op met het vak dat wij bijbelse theologie noemen. Dat is te begrijpen als je dat vak ziet als een product van de Verlichting. De bedoeling was om aan te tonen dat wat de (orthodoxe) dogmatiek zegt niet gedekt wordt door wat de Bijbel zegt. Die kant willen we beslist niet uit. Toch is de Bijbel theologie! Want het is het Woord van God. Dat is het in elke tekst. Dat is het ook als één geheel. Zo gezien draait alles in de bijbelwetenschap om de bijbelse theologie. Dan neem je de canon serieus. Dan is de trits schepping-zondeval-verlossing geen „gedateerd paradigma.”

In de intertestamentaire periode wordt vaak de val van de engelen volgens een toen gangbare uitleg van Genesis 6 gezien als de oorzaak van alle ellende in de wereld. In het Nieuwe Testament vallen om zo te zeggen alle stukken op hun plek. De trits schepping-zondeval-verlossing is geen dogmenhistorisch gedateerd en daarom achterhaald leermodel, maar een korte samenvatting van de geschiedenis van de Godsopenbaring die de structuur van het geloof bepaalt als ellende, verlossing en dankbaarheid.

Jood en Griek
Wat professor Van Bruggen schrijft over Romeinen 11 gaat voor mijn gevoel te veel in de richting van de vervangingstheologie. Daaronder verstaan wij de opvatting dat de kerk in de plaats gekomen is van Israël. (blz. 157-163; ook blz. 72). Dit punt moet nu verder onbesproken blijven. Maar als christenen uit de heidenen moeten wij wel onze plaats weten. Wij zijn schapen van een andere stal, die Christus óók moet toebrengen. Wij vallen onder de categorie ”ook”. Christus is primair de Goede Herder voor Israël.

Onze schriftbeschouwing is een les in verootmoediging. De Schriften van het Oude Testament zijn eerst aan Israël gegeven. Dank zij de Heere Jezus mogen wij ze nu ook lezen. Wij zijn nieuwe lezers. Dat geldt in niet mindere mate voor het Nieuwe Testament. Want het Evangelie is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood en dan ook voor de Griek.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer