Opinie

Ongehoorzaamheid is nu gebod

Het gaat in deze bijdrage over de uitspraak van de Hoge Raad van 9 april 2010 betreffende het vrouwenstandpunt van de SGP. Ik kan mij voorstellen dat velen verzuchten: alweer.

tekst prof. dr. W. J. op ’t Hof
22 April 2010 08:00Gewijzigd op 14 November 2020 10:23

Toch is het juist deze reactie die mij grote zorgen baart. Op het grondvlak van de achterban van deze krant kom ik namelijk nog niet zo veel mensen tegen die de ernst inzien van de situatie die door die uitspraak van de Hoge Raad ontstaan is.Op de keper beschouwd is de genoemde datum van 9 april in omgekeerde zin van evenveel gewicht als het jaar dat iedere Nederlander kent: 1572. Toen verloor Alva zijn bril en ontving ons voorgeslacht vrijheid van godsdienst. In 2010 verliezen wij die toen verkregen vrijheid.

Wissel om

Konden wij ons tot dusver nog koesteren in het maneschijntje van de juridische stelling dat de fundamentele grondrechten van even grote waarde zijn en dat derhalve het gelijkheidsbeginsel op dezelfde hoogte staat als de vrijheid van godsdienst, sinds 9 april jongstleden kunnen wij dat vergeten. Toen sprak het hoogste rechtscollege in ons land uit dat het non-discriminatiebeginsel zwaarder weegt dan de vrijheid van godsdienst en vereniging en dat de Staat der Nederlanden derhalve juridisch op moet treden tegen de SGP.

Einde

Ik ben geen jurist, maar het gezonde verstand vermag niet in te zien dat wat voor de ene maatschappelijke organisatie –in dit geval een politieke partij als de SGP– geldt, voor andere organisaties niet van toepassing zou zijn. Ook op dit vlak is het non-discriminatiebeginsel immers van kracht.

Dit nu betekent niet minder dan het einde van de wettige status van de (rechterflank van de) gereformeerde gezindte. Wie onverminderd trouw aan Gods Woord wil blijven, maakt zich immers schuldig aan wetsovertreding, zo heeft het hoogste Nederlandse rechtscollege bepaald.

Als ik het goed begrepen heb, moet hier wel genuanceerd worden. Wij mogen nog wel blijven zeggen dat de man het hoofd van de vrouw en van het gezin is en dat dit gevolgen heeft voor de maatschappelijke rechten van de vrouw, maar deze –in de ogen van de staat der Nederlanden achterlijke– inzichten zijn sinds 9 april 2010 onwettig en mogen derhalve op geen enkele wijze meer in het maatschappelijke gebeuren in praktijk gebracht worden.

Wij mogen nog wel zeggen dat wij principieel tegen het huwelijk van twee mensen van hetzelfde geslacht zijn, maar wij mogen nu nergens in de maatschappij meer homo’s en lesbies weren.

Afgezien van het uiterst kwalijke feit dat dit betekent de Staat der Nederlanden ons dwingt ons schizofreen te gedragen, houdt de uitspraak in dat er in ons land geen ruimte meer is voor reformatorische kerken en instellingen. Door hun praktische wering van de vrouw in het ambt alsmede van homo’s en lesbies zijn zij nu onwettig bezig.

De keiharde intolerantiedrift van de moderne Nederlander bergt voorts bepaald niet het wenkend perspectief, laat staan de garantie in zich dat de afstand tussen onwettig en strafwaardig groot is.

Valt niet mee

Nu kunnen wij op twee manieren met de ontstane situatie omgaan. Wij kunnen zeggen: „Voorlopig zal het wel niet zo’n vaart lopen. Wij zullen wel zien.”

Als historicus moet ik dan denken aan de eindjaren dertig en de beginjaren veertig. Het nationaalsocialisme onder Hitler begon steeds dreigerder vormen aan te nemen en de eerste contouren van de Jodenvervolging werden zichtbaar. Hoevelen hebben toen ook niet deze houding ingenomen? De geschiedenis heeft hen vierkant in het ongelijk gesteld.

Momenteel zijn er twee grondbeginselen van de Bijbelse boodschap onwettig verklaard. Het lijdt voor mij geen enkele twijfel dat het nu tijd is om als gereformeerde gezindte op de verschuldigde eerbiedige wijze tegen onze Nederlandse overheid te zeggen wat de discipelen tegen het hoogste rechtscollege van de Joden zeiden, namelijk dat wij Gode meer zullen gehoorzamen dan de Staat der Nederlanden.

Oproep verbondsluiting

Als wij als gezindte in dit tijdsgewricht niet voor ons principe uitkomen, hoeven wij het nooit meer te doen.

In het verleden zijn er geestelijke verbonden door hen die ons voorgingen gesloten. Waarom nu niet? Het is meer dan tijd voor een boete- en bededag, waarop onze gezindte zich voor God verootmoedigt, de schuld van de ontstane situatie belijdt en overgaat tot de sluiting van een verbond voor Gods aangezicht.

Zo’n verbond houde dan in dat wij in alle afhankelijkheid de Heere beloven tegen de druk van onze overheid in vast te willen houden aan Zijn Woord, wat het ons dan ook zal kosten.

Nooit

Onze overheid stellen wij dan ervan in kennis dat wij om des geloofs- en gewetenswille nooit zullen overgaan tot vrouwelijke ambtsdragers in de kerken en tot het accepteren van homo’s en lesbies in ons onderwijs en in onze andere maatschappelijke organisaties, wat de gevolgen ook mogen zijn.

Ook al is het onwettig dat uitsluitend mannen tot het ambt verkozen worden, wij zullen dit blijven doen. Ook al is het huwelijksformulier onwettig, wij zullen dat in huwelijksdiensten blijven gebruiken. Zolang als de Heere het vergunt.

De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Urk en bijzonder hoogleraar aan de VU te Amsterdam vanwege de Hersteld Hervormde Kerk. Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer