Klungelende rechter moet ontslag kunnen krijgen
De vrijspraak van Lucia de Berk laat opnieuw zien dat het Nederlandse rechtssysteem te weinig interne controle kent, betoogt Wim Orbons. Klungelende rechters moeten ontslag kunnen krijgen en bij de rechtsspraak moeten ook externe deskundigen betrokken worden.
In Nederland worden rechters voor het leven benoemd. Een rechter kan alleen door de Hoge Raad worden ontslagen. De ontslaggronden zijn minimaal: ziekte, een psychische stoornis of criminaliteit. Maar wat gebeurt met rechters die hebben geklungeld? Niets.Rechtspreken is mensenwerk, dus ook daar worden fouten gemaakt. Daarom dient de kwaliteit in de gaten te worden gehouden. In Nederland wordt dit door de rechterlijke macht zelf gedaan. Het uitgangspunt is dat alleen rechters het werk van rechters kunnen beoordelen. Maar dat lijkt heel veel op de slager die zijn eigen vlees keurt.
Hoogleraar rechtspsychologie W. A. Wagenaar beschrijft in zijn boek ”Vincent plast op de grond. Nachtmerries in het Nederlands recht” elf zaken waarin politie, openbaar ministerie én rechters fout op fout stapelen en het leven van (onschuldige) mensen levenslang ernstig verzieken. „En zo zijn er alleen al in mijn bestand vele tientallen zaken, en vermoedelijk in Nederland duizenden zaken. Als rechters het broddelwerk aanvaarden, kunnen onschuldigen veroordeeld worden of kunnen zware misdadigers de dans ontspringen”, schrijft Wagenaar in zijn nieuwste boek ”Broddelwerk”. Verruim derhalve de gronden van ontslag voor klungelende rechters.
Dubbelfunctie
De recente herzieningen in bijvoorbeeld de Puttense moordzaak, de Schiedammer parkmoord en de zaak tegen Lucia de B. laten nog een probleem zien. Dat betreft de dubbelfunctie van de Hoge Raad in herzieningsverzoeken. Ons hoogste rechtsorgaan oordeelt over herzieningsverzoeken, maar heeft doorgaans daarvóór ook het cassatieverzoek beoordeeld.
Is de dubbelfunctie van de Hoge Raad de reden dat in de afgelopen jaren slechts een handjevol herzieningsverzoeken is gehonoreerd? Dat is niet onlogisch. Want als de Hoge Raad een herziening toewijst, erkent hij min of meer dat er bij de behandeling van het cassatieverzoek onvoldoende kritisch naar het bewijs is gekeken.
Voorwaarde voor herziening is dat er sprake moet zijn van een novum, een nieuw feit. Een excuus van de Hoge Raad om de meeste herzieningsverzoeken af te wijzen is de interpretatie van een ”nieuw” feit, en dat volgens de wet bij cassatie niet inhoudelijk naar een zaak mag worden gekeken, alleen procedureel. Anderzijds weet de Hoge Raad soms op bijna onmogelijke, althans logische wijze via de procedurele kant bij de inhoud te komen.
Moeten de criteria voor een herzieningsverzoek worden verduidelijkt en versoepeld? Ja, maar nog beter is een onafhankelijk orgaan van deskundigen (niet alleen juristen) dat herzieningsverzoeken beoordeelt. Groot-Brittannië en Denemarken kennen al een dergelijk model.
De kerntaak van rechters (en van het OM) is het vaststellen van feiten. Dat is een logische taak, waarvoor juristen in het algemeen niet worden opgeleid. Onderzoeksmethoden, logica, dataverwerking en statistiek zijn onderontwikkelde gebieden bij juristen. Derhalve is een bredere discussie over deelname van niet-juridische deskundigen aan de rechtspraak relevant.
Waanbeelden
Deelname van externe deskundigen kennen we al in het medisch tuchtrecht en in het strafrecht over verlenging van tbs. En waren het niet externe deskundigen die de aanzet gaven voor correctie op de eerder genoemde dwalingen: misdaadverslaggever Peter R. de Vries, rechtspsycholoog prof. dr. Peter van Koppen en de arts dr. Metta de Noo? Bij de genoemde zaken werd bij de moorden de verkeerde ‘dader’ veroordeeld en in de zaak-De B. was er zelfs geen moord. Er werd een dader gecreëerd. Veel mensen vonden De B. maar een rare vrouw die vast wel rare dingen zou doen. Dat kwam mede door praatjes over haar verleden. De samenloop van die gegevens leidde uiteindelijk tot een onderzoek waarin waanbeelden de boventoon gingen voeren.
Er is tot nu toe nog geen orgaan dat de Hoge Raad controleert en maatregelen kan opleggen. Daarom is nu de politiek aan zet. Recente incidenten hebben aangetoond dat het beeld van een volkomen integere rechterlijke macht onjuist is. Misschien is het tijd om te breken met de traditie dat de minister van Justitie een jurist moet zijn. Een cultuurverandering binnen het ministerie en de rechterlijke macht is niet misplaatst.
Niet alleen de door de media ten onrechte als zodanig afgeschilderde ”heks” en ”engel des doods” is slachtoffer van het huidige systeem, maar ook de nabestaanden van de overledenen. Scoringsdrift en tunnelvisie hebben hun intrede gedaan in de rechtszaal, maar ook paranoia en visioenen. Excuses door alle betrokkenen bij de waanbeelden van destijds is geen schande.
De auteur is gezondheidseconoom en jurist.