Leespanel over verhalenbundel ”Spoken op het kerkhof”
De verhalenbundel ”Spoken op het kerkhof” roept herkenning op. Arjan Boersma, Gerard Ros en Rianne Wisse-Roest groeiden op met verhalen over wonderlijke gebeurtenissen die vrome christenen meemaakten.
Gerard: „Ik herinner me het verhaal van de Duitse predikant Johann Brentz, die ten tijde van de Reformatie moest vluchten voor Spaanse soldaten. Hij bleef in leven doordat een kip elke dag een ei voor hem legde.”Rianne: „O ja, de dominee en zijn kip, dat verhaal ken ik ook.”
Gerard: „Er bestaan veel van zulke verhalen uit de tijd van de kettervervolging.”
Arjan: „Als je erop gaat letten, kom je ze overal tegen. Ik heb ”Jessica’s eerste gebed” niet zelf gelezen, maar er zijn wel veel kinderboeken met vergelijkbare verhalen, zoals ”Jenny, de hutbewoonster”. Je komt er meer mee in aanraking dan je beseft.”
Gerard: „Het valt me op dat er niet veel nieuwe verhalen bij komen; het gaat vaak om herdrukken van oudere boeken. Ik kan me geen recent jeugdboek voor de geest halen waarin bijvoorbeeld een kind op wonderlijke manier God leert kennen.”
Rianne: „In een preek komen dergelijke verhalen nog wel eens aan de orde. Zoals de wonderlijke redding van ds. Smijtegelt in Middelburg, die door engelen werd beschermd.”
Gerard: „Als zoiets nu zou gebeuren, zouden we daar als gereformeerden waarschijnlijk heel sceptisch over zijn. Kijk maar naar de recente discussie over wonderbaarlijke genezingen in Afrika.”
Rianne: „De verhalen worden gebruikt als voorbeeld voor ons. De strekking is dan: als je op God vertrouwt, ook al is het heel eenvoudig, dan wil Hij helpen. Er zijn verhalen van mensen die geen eten hadden en toch aan tafel gingen zitten en baden: „Geef ons heden ons dagelijks brood.” Dan hoorden ze iets aan de deur en dan stond er een mand met eten op de stoep. Dat zijn verhalen over geloofsvertrouwen juist in tijden van armoede.
Zulke verhalen kunnen echter ook worden gebruikt om het eigen gelijk te bevestigen. Dat gebeurt bijvoorbeeld met het verhaal dat alle Statenvertalers tijdens hun werk in Leiden gespaard bleven voor de pest.”
Gerard: „Dat is nooit een doorslaggevend argument geweest voor de betrouwbaarheid van de Statenvertaling. Ik geloof ook niet dat het verhaal tegenwoordig nog heel serieus wordt genomen.”
Arjan: „Ik denk wel dat er nog mensen zijn die er waarde aan hechten.”
Rianne: „Anders dan het verhaal over spoken die op kerkhoven zouden rondwaren, wordt het verhaal over de Statenvertalers in de protestantse cultuur als historische werkelijkheid beschouwd.”
Arjan: „Het spokenverhaal heeft een pedagogische functie. Het maakt duidelijk dat je niet mag spotten met de doden.”
Rianne: „Het verschil is dat het verhaal over de Statenvertalers alleen waarde heeft als het werkelijk zo is gegaan. Als bijvoorbeeld zou blijken dat er in die periode toch Statenvertalers zijn overleden, dan is dat voor veel mensen een probleem. Juist dit verhaal heeft draagvlak gecreëerd voor de Statenvertaling. Die is op zó’n bijzondere manier tot stand gekomen, dat daarin blijkbaar Gods hand is te zien.”
Gerard: „De waarde van de Statenvertaling hangt voor mij niet af van zo’n geschiedenis. Maar het verhaal zelf vind ik best mooi, ook al is het in de loop van de tijd steeds sterker geworden. Het geeft in elk geval aan dat er iets bijzonders aan de hand is met de Statenvertaling.”
Rianne: „Als het niet waar blijkt te zijn, verliest het verhaal zijn betekenis.”
Gerard: „Dat denk ik niet. De waarde van de Statenvertaling staat los van zulke verhalen.”
Arjan: „Het gaat toch meer om het verhaal als zodanig. Dat het bijzonder is, is voor veel mensen belangrijker dan dat het echt waar is. De vraag of het werkelijk zo is gebeurd, vinden ze helemaal niet zo interessant. Daar denken ze niet eens over na. Het gaat hen om de functie van het verhaal. Dat laat zien dat de Statenvertaling op een bijzondere manier tot stand is gekomen.”
Gerard: „Je ziet dat ook in de Bijbel. Het verhaal van de verloren zoon zien we allemaal voor ons, heel concreet. Of het nu waargebeurd is of niet, dat is niet belangrijk. Het gaat om de boodschap. Het doel is niet direct de realiteit te beschrijven, maar om te laten zien dat God grote dingen kan doen en doet.”
Arjan: „Het gaat erom dat een verhaal gebeurd zou kúnnen zijn.”
Rianne: „Het verhaal van de verloren zoon is een gelijkenis. Daarvan weet je dat het niet echt gebeurd is. In het geval van de Statenvertalers maakt het wel uit of het historisch is of niet. Voor veel mensen is het een argument dat de Statenvertaling niet herzien mag worden of dat je geen andere vertaling mag lezen.”
Arjan: „Dit soort verhalen kan in het dagelijks leven een heel goede functie hebben, als een soort bevestiging dat de Statenvertaling een goede vertaling is. Maar als er een beslissing moet worden genomen over een herziening, zouden ze geen rol moeten spelen.”
Gerard: „Kernpunt van de argumentatie is dat God aan de zijde van de Statenvertalers stond. Een van de subargumenten die dat ondersteunen is het verhaal dat ze tijdens de pest bewaard zijn gebleven. Als de historische grond onder dat verhaal wegvalt, valt nog niet de stelling weg dat God met de Statenvertalers was.”
Gerard: „Er zijn wel meer argumenten te noemen die pleiten voor de Statenvertaling. Bijvoorbeeld dat de Statenvertalers godvruchtige mannen waren. Bij de Nieuwe Bijbelvertaling waren mensen betrokken die niet eens christen waren.”
Rianne: „Natuurlijk zijn er meer argumenten te noemen. Maar ik merk dat het bij veel mensen anders ligt. Voor hen geldt dit verhaal als hét bewijs voor de onvervangbare waarde van de Statenvertaling.”
Arjan: „Hoe dan ook, de Statenvertaling is er wel gekomen, ondanks de pest.”
Gerard: „Ik kijk meer naar wat zo’n verhaal mij wil leren dan dat ik erover ga denken of het waar is. Als ik kijk naar Jona en de walvis dan kan ik mijn hoofd wel breken over de vraag of het echt gebeurd is, maar daar kom ik toch niet uit. Het gaat mij erom wat je ervan kunt leren, wat de boodschap is. De vraag of het echt gebeurd is laat ik liggen.”
Rianne: „Op die manier stel je de historische betrouwbaarheid van de Bijbel wel ter discussie. Wat doe je dan bijvoorbeeld met de wonderen van Jezus?”
Arjan: „Dat is inderdaad een spanningsveld.”
Gerard: „De Bijbelschrijvers gebruikten alleen die feiten die een bijdrage leverden aan de boodschap. Je kunt de Bijbel niet lezen als een geschiedenisboek. Als Bijbellezer heb ik er ook geen behoefte aan om alles precies te ontrafelen, hoewel ik er uit wetenschappelijk oogpunt wel nieuwsgierig naar ben hoe het allemaal zit.”
Rianne: „God laat zien dat Hij meestal gewoon werkt, maar soms ook op een bovennatuurlijke manier.”
Gerard: „Heel veel zaken hebben het karakter van een geloofsuitspraak. De Spaanse Armada werd verslagen dankzij een storm. Daar is vast een heel natuurlijke verklaring voor te geven. Maar ik denk dat je als christen best mag zeggen: Als dat niet was gebeurd, dan had de geschiedenis er heel anders uitgezien. God bestuurt alle dingen, dus Hij zit erachter. Dan zie je een glimp van Gods leiding. Maar niet overduidelijk.”
Rianne: „Misschien is het zo dat mensen vroeger, omdat ze minder rationeel waren en ze minder kennis van allerlei wetenschappelijke processen hadden, ze de hand van God in natuurlijke en bovennatuurlijke dingen konden zien. En dan zowel negatief als positief, zowel met betrekking tot spoken als tot uitreddingen.”
Recensie ”Spoken op het kerkhof”
De geleerde dominee die bevindelijke wijsheid leert van de eenvoudige gelovige. De predikant die wonderlijk bewaard wordt wanneer vijanden hem willen vermoorden. De onuitwisbare bloedvlek die achterblijft na de moord op een geestelijke. Het zijn verhalen die in de loop van de geschiedenis telkens weer in een andere vorm terugkeren, die cirkelen rond een bekend motief – en waarbij je je dus kunt afvragen in hoeverre ze een historische werkelijkheid weergeven.
In ”Spoken op het kerkhof” onderzoeken acht historici zulke verhalen uit de protestantse verteltraditie. Van de wonderbaarlijke bewaring van de Statenvertalers tijdens de pest in Leiden tot de sprookjesmotieven in ”Jessica’s eerste gebed”, van de bekering van Hendrick de Cock tot de protesten tegen niet-bestaande Jezusfilms.
Dit boek beweegt zich op een terrein dat nog weinig bestudeerd is. Zoals Ton Dekker in de eerste bijdrage laat zien: de onderzoekers van volksverhalen en volkscultuur uit de negentiende en de twintigste eeuw hadden veel meer oog voor wereldlijke sprookjes en sagen dan voor religieuze waargebeurde verhalen – zodat die laatste traditie nauwelijks nog in kaart gebracht is. De auteurs doen, elk op hun terrein, een poging om deze leemte te vullen.
Spoken op het kerkhof, John Exalto en Fred van Lieburg (red.); uitg. Meinema, Zoetermeer, 2009; ISBN 978 90 211 4251 7; 160 blz.; € 18.
Panelleden
Arjan Boersma (1982) uit Dordrecht. Socioloog. Beleidsmedewerker bestuurlijke aangelegenheden bij een gemeente.
Rianne Wisse-Roest (1984) uit Amersfoort. Gehuwd. Is huisarts in opleiding.
Gerard Ros (1980) uit Ede. Promovendus aan de Wageningen Universiteit. Leest ten minste vijf boeken per week.