Hoe herken je een wolf in burgerkleding?
De Amerikaanse en Britse troepen die op het Iraakse platteland hun opmars maken naar Bagdad, komen een altijd terugkerend probleem tegen voor soldaten midden in de strijd: wie is de vijand?
In het zuiden van Irak zijn de coalitietroepen gestuit op wat op het eerste gezicht vriendelijke burgers leken, die plotseling echter geweren tevoorschijn trokken en het vuur openden. Buiten de stad Nasiriyah liepen Iraakse soldaten op de Amerikanen af alsof ze zich wilden overgeven. Onverwacht gingen zij over tot de aanval en doodden negen Amerikaanse militairen.
Troepen van het Amerikaanse leger die zich vlak bij de sjiitische stad Karbala ophouden en zich voorbereiden op de aanval op Bagdad, lopen weer tegen andere tactieken aan die het hun moeilijk maken het onderscheid tussen vriend en vijand te maken. Geparkeerde vrachtwagens zijn volgestopt met explosieven, of onder de burgerbevolking hebben zich aanvallers in gewone kleding gemengd.
Volgens legerofficieren wordt dat soort aanvallen vooral uitgevoerd door de zogenoemde al-Quds-brigade, een groep die loyaal is aan Saddam Hussein en in theorie is opgericht om Jeruzalem -al-Quds is de Arabische naam van de stad- te bevrijden. De brigade is in de loop der tijd uitgegroeid tot een enorme paramilitaire strijdmacht. „De al-Quds zijn hier overal, ze zijn gekleed als burgers en rijden in gewone auto’s. ’s Nachts komen ze tevoorschijn”, waarschuwt luitenant-kolonel Philip DeCamp zijn manschappen. „De al-Quds kunnen als gekken tekeergaan. Ze jagen mensen uit hun huis om het te bezetten.”
DeCamp vertelt zijn manschappen hoe zaterdagavond gewapende mannen Amerikaanse pantserwagens aanvielen in bewoond gebied, waardoor de militairen dachten dat er zich meer vijandige strijders verschanst hadden. Na een paar honderd meter bevonden ze zich echter te midden van burgers, van vrouwen en kinderen die uit hun huis kwamen om de troepen te zien langskomen. „Het is moeilijk, is het niet, om uit te maken wie bevriend is en wie niet, wie een bedoeïen is en wie niet, wie gefouilleerd moet worden en wie niet?” zegt DeCamp, een veteraan uit de Golfoorlog van 1991, tegen zijn soldaten.
Een andere bevelhebber, sergeant Bryce Ivings, is bang dat veel Amerikaanse soldaten die in Kosovo hebben gediend, zich te veel opstellen als bewaarders van de vrede, zoals ze dat daar waren. In Kosovo waren ze een soort politiemannen, maar in Irak moeten ze meer agressie tonen, zegt hij.
Sinds de onverwachte, dodelijke Iraakse aanval van zondag, kijken de geallieerde militairen met veel argwaan naar de Irakezen. „Het komt erop neer dat we oplettender zijn. We sturen een heel team af op die twee”, zegt marinier Clint Bagley, wijzend naar een weg waarop twee Iraakse burgers met een witte vlag in de hand lopen en waar tien mariniers op af rennen om ze te inspecteren. Burgers moeten gaan liggen en wanneer de mariniers er zeker van zijn dat ze geen bedreiging vormen mogen ze gaan. „Over het algemeen wordt de regel gehanteerd dat wanneer ze ondanks een witte vlag ook een wapen hebben, we mogen schieten”, verklaart Bagley.
„Het voelde geweldig toen we binnenkwamen, toen groepen mensen ons met blijde gezichten opwachtten. Nu vraag je je af wat er achter die lach schuilgaat, wat zich achter die groep mensen verscholen houdt”, zegt luitenant-kolonel Michael Belcher van de Eerste Mariniersdivisie. „Het is nu wel moeilijk om ze voor je te winnen als je ze op afstand moet houden.”
Maandag werd een divisie van het Amerikaanse leger onder vuur genomen bij de plaats Najaf. Vanaf de grond en vanuit de lucht werd het gebied waar het vijandelijk vuur vandaan kwam geïnspecteerd. Een groep soldaten ging op een aantal bestelwagens af waarbij wat mannen stonden om te controleren of zij wapens hadden. Noch de Amerikaanse gevechtsvliegtuigen, noch de soldaten op de grond bespeurden een teken van „vijandelijke intentie” en de mannen bij de bestelwagens werden met rust gelaten. Het konvooi Amerikaanse pantserwagens en andere voertuigen kon vervolgens ongehinderd doorrijden, maar een paar uur later werd een aantal goederenwagens op dezelfde plaats beschoten.
De officiers vroegen zich af of zij de juiste beslissing hadden genomen om de bestelwagens niet „uit te schakelen.” Ze kwamen overeen dat zij zich aan de regels hadden gehouden: tenzij een doel duidelijk militair of vijandig is, mag er niet geschoten worden.