Stadsoorlog als een boze droom
In recordtempo rukt het geallieerde leger op richting Bagdad. Maar: hoe dichter bij Bagdad, hoe bloediger het wordt. De strijd om de hoofdstad van Irak is beslissend.
Ver voordat de oorlog begon oefenden de Amerikanen in ”urban warfare”: gevechten in een dichtbevolkte stad. In de Koeweitse woestijn waren zelfs huisjes en straten nagebouwd. Infanteristen bestormden de huisjes. Zandhazen schoten zich een weg door de stegen.
Voor de Amerikaanse legerleiding is een stadsoorlog een boze droom. In de straten van Bagdad moet ’s wereld meest moderne hightechleger het opnemen tegen soldaten die veel beter de weg weten. Noem steden als Grozny, Stalingrad en Mogadishu en de nachtmerrie is compleet.
Bagdad telt 5 miljoen inwoners en is het centrum van de macht en van zijn loyaalste strijdkrachten. De aanvallers hebben de zone die de elitetroepen van president Saddam Hussein verdedigen „de Rode Zone” gedoopt, de kleur van bloed. Na zes dagen van zware bombardementen en strijd wijst niets erop dat de Iraakse leiding met gifpillen in bunkers het einde afwacht. Ze zijn daarentegen druk bezig met de verdediging van de hoofdstad en communiceren driftig met onder meer hun satelliettelefoons van 5000 euro per stuk.
Bagdad is de plaats die Saddam Hussein heeft uitgekozen voor zijn beslissende slag. Hij rekent erop dat de geallieerden voorbereid noch uitgerust zijn voor een ’Stalingrad aan de Tigris’. De Republikeinse Garde, geleid door Saddams zoon Qusay, en de beruchte militie Fedayeen Saddam (Saddams strijders) zijn klaar voor de strijd. Ze zullen vechten tot de laatste man.
De Republikeinse Garde bestaat uit zeven divisies. Twee gepantserde (Nida, al-Medina), twee tankdivisies (Adnan, Hammurabi) en drie infanteriedivisies (Nebukadnezar, Bagdad en al-Abid). In totaal 70.000 manschappen met ongeveer 800 Russische T-72-tanks. Maar die vormen waarschijnlijk geen partij voor de Apache-helikopters en Abrams-tanks van de Amerikanen.
Tot nu toe werden deze divisies niet massaal gebombardeerd omdat het Centrale Commando, de Amerikaanse leiding van de operatie Iraqi Freedom, de hoop had dat hun commandanten zouden overlopen.
De groep ”Saddams strijders”, waarschijnlijk bestaande uit 5000 wezen en vrijgelaten misdadigers, staat onder bevel van Saddams oudste zoon Uday. De Fedayeen vormen een knokploeg die het leven in Bagdad controleert. Ze jagen op Irakezen die de bevelen niet opvolgen of bekendstaan als onbetrouwbaar.
Mogelijk keren zij en de duizenden bewapende leden van verschillende geheime diensten en militaire inlichtingendiensten zich ook tegen burgers die de stad willen ontvluchten en soldaten die de wapens neerleggen. Zo is bijvoorbeeld de geheime politie van Binnenlandse Zaken (Amm al-Askariya) naar schatting 8000 man sterk en over vrijwel heel Bagdad verspreid. De speciale eenheden zijn „strategisch onder de bevolking van de stad verdeeld.” Ze dragen meestal geen uniform.
En dan is er nog de elite van de elite, de vier brigades van de speciale Republikeinse Garde van circa 15.000 man. Die is in stadsguerrilla gespecialiseerd. Ze zijn uitgerust met lichte wapens, maar hebben ook een aantal tanks, artillerie en afweergeschut. Experts denken dat het haar taak is de Amerikanen in Bagdad zoveel mogelijk verliezen te laten lijden, zodat Saddam ruimte krijgt voor onderhandelingen.
De Amerikaans-Britse coalitie belaagt Bagdad in de veronderstelling dat de meeste verdedigers het verzet spoedig opgeven zodra de leiding uiteenvalt. Als de stad zich niet overgeeft, heeft de coalitie twee alternatieven. Zware bombardementen moeten de stad lam beuken. Dat kost vele burgerslachtoffers.
De andere optie is om de stad te omsingelen. De stad afsnijden van water, energie, voedsel en contact met de buitenwereld. Intussen proberen de burgers naar ’buiten’ te lokken. Dat kan echter maanden duren.
Lukt de wurggreep tot overgave niet dan ontkomen de Amerikanen er niet aan om zelf de stad binnen te gaan. Iets waar ze op het hoofdkwartier niet aan moeten denken. Ze gruwen bij de herinnering aan Somalië in 1993. De ontvoering van een krijgsheer in de hoofdstad Mogadishu door Amerikaanse elitetroepen mondde uit in een huiveringwekkende stadsoorlog.
Met raketwerpers haalden de Somaliërs Black Hawk-helikopters van de Amerikanen neer. Achttien Amerikanen en ruim duizend Somaliërs kwamen om het leven. Vooral de beelden van dode Amerikaanse militairen die achter een auto door de straten van Mogadishu werden gesleept, schokten de wereld. En zorgden er uiteindelijk voor dat de Amerikanen de strijd staakten.