Naar een vitale classis
De classis is geen veelbesproken thema in het kerkelijk leven. Plaatselijke gemeenten en generale synode mogen op meer belangstelling rekenen. Veelal wordt er geklaagd over de classis en over de classicale vergadering.
Classisdeskundige Leon van den Broeke kiest met zijn boek ”Classis in de crisis. Om de classicale toekomst” een andere positie. Hij gaat op zoek naar de oorspronkelijke bedoeling van de classis en geeft handreikingen voor een gezonde classis in de toekomst.Van den Broeke, universitair docent aan de Vrije Universiteit en predikant te Sint Pancras, promoveerde in 2005 op ”Een geschiedenis van de classis. Classicale typen tussen idee en werkelijkheid 1571-2004”. Hij is bij uitstek deskundig op het gebied van de kerkelijke organisatie.
De classicale vergaderingen verkeren in een crisis. Dat geldt in ieder geval voor de Protestantse Kerk in Nederland. Over classicale vergaderingen in andere kerken doet de schrijver geen uitspraak. Wel memoreert hij dat dit oordeel ook geldt voor het kerkbestuurlijk middenniveau van kerken in Zuid-Afrika en Noord-Amerika.
Op grond van onderzoek onder classicale vergaderingen verspreid over het land, komt Van den Broeke tot de constatering dat er sprake is van een crisis. Op nagenoeg alle onderdelen van het classicaal functioneren signaleert hij grote verschillen tussen het feitelijk functioneren en wat als wenselijk wordt gezien.
De kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland van 2004 gaat uit van een geheel ander beeld van de classis. Deze heeft daarin een scharnierfunctie tussen enerzijds de plaatselijke gemeenten en anderzijds de generale synode. In deze kerkorde is het tussenniveau van de provinciale synode uit de Hervormde Kerkorde van 1951 niet meer terug te vinden. Daardoor komt er nog meer nadruk te liggen op de classis als het tussenniveau.
De classis is wezenlijk in de presbyteriaal-synodale kerkstructuur. Niet alleen de kerkenraden en de generale synode geven leiding, ook de classis. Dat is reeds sinds de Reformatie het geval. De synode van Emden van 1571 koos duidelijk voor deze structuur en nam daarmee een positie in tussen twee andere kerkrechtstelsels, te weten het episcopaal-hiërarchische van de Rooms-Katholieke Kerk met paus en bisschoppen en het congregationeel-independentische stelsel van de dopersen, waarin plaatselijke gemeente en kerkenraad allesbeheersend zijn.
Deze grondstructuur van de calvinistische Reformatie is te herkennen in alle gereformeerde kerken en is ook in de kerkorde van de Protestantse kerk in Nederland terug te vinden. De classis is de ‘reformatorische bisschop’ van de kerk. Daarom is kritiek op de classicale vergadering kritiek op de presbyteriaal-synodale kerkstructuur, zo stelt de auteur.
Waarom dan toch zo veel moeite met de classis? Van den Broeke signaleert dat ambtsdragers weinig vreugde beleven aan de classicale vergadering, dat men zich vaak terugtrekt op de eigen gemeente, dat de leiding onvoldoende functioneert, dat er weinig belangstelling bestaat voor kerkbestuurlijke zaken, dat er onvoldoende communicatie is en dat men niet op de hoogte is van de betekenis die de classicale vergadering moet hebben.
Het is daarbij van belang om onderscheid te maken tussen classis en classicale vergadering. De classis is de gemeenschap van gemeenten in een geografisch deel van de kerk. De classicale vergadering is de ambtelijke vergadering die leidinggeeft aan de gemeenten in een ressort. Zowel gemeenschap van gemeenten (koinonia), waar het kerkelijk gesprek plaatsvindt, als bestuur en opzicht moet tijdens deze vergadering aan de orde komen. Een grondbetekenis van classis is ”vloot”. Een classicarius is een stuurman en classicus betekent ”van de vloot”. Vanuit deze betekenis zou de classis een „aantal samen varende, dezelfde koers volgende of bijeenliggende schepen” moeten zijn.
De classicale vergaderingen en de classis moeten volgens Van den Broeke functioneren als een oefenplaats in geloven, ontmoeten en leiderschap. In zijn boek geeft hij een aantal wenken hoe de classis vitaler kan worden. Hij doet dit aan de hand van de vijf factoren voor een vitale en aantrekkelijke gemeente die J. Hendriks, voormalig docent gemeenteopbouw aan de theologische faculteit van de Vrije Universiteit te Amsterdam, heeft ontwikkeld. Het gaat om: klimaat (meer mensen doen mee en met meer vreugde als ze serieus worden genomen en bij de procedures betrokken worden), leiding (toerusting van de leiding), structuur (eenvoud en een hoge mate van onderlinge communicatie), doelen en taken (meer verduidelijken en inspirerend doen zijn) en identiteit (de protestantse classicale vergadering is een nog jonge, samengestelde eenheid, er zou gemeenschappelijkheid moeten bestaan over een aantal kernzaken).
Een denkbeeldige vergadering van een classis Middelkerke maakt duidelijk wat de schrijver bedoelt met een vitale classis. Daarin zijn de inzichten verwerkt die leiden tot de visie dat er toekomst is voor de classis.
Zo’n beeld ziet er inderdaad aantrekkelijk uit. Is het te realiseren? Alle goede pogingen ten spijt moeten we constateren dat er, althans in de Protestantse Kerk in Nederland, een trend van congregationalisme aanwezig is. Velen trekken zich terug in de eigen gemeente, vaak om het hoofd boven water te houden, waarbij het zicht op de landelijke kerk en op de regionale kerkgemeenschap vervaagt. De wonden van de kerkvereniging in 2004 zijn zeker nog niet genezen. Dat belemmert de inzet voor bredere organen. Hoe het in andere kerken is valt buiten het bestek van dit boek.
Classis in crisis. Om de classicale toekomst, Leon van den Broeke;uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2009; ISBN 978 90 239 2421 0; 186 blz.; € 17,50.